Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2092/GM, 8 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2092/GM

betreft: [klager] datum: 8 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het PPC Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 juni 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.

Klager heeft middels DV&O medegedeeld dat hij niet ter zitting wenste te verschijnen.

De inrichtingsarts verbonden aan het PPC Amsterdam is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de frequentie van de uitreiking van medicatie en onjuiste informatie in klagers medisch dossier.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft aangevoerd pro forma beroep in te stellen en dit beroep niet toegelicht.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Informatie over de behandeling van de in het PPC opgenomen patiënten wordt in verschillende computersystemen opgeslagen. De inhoud wordt gebundeld in een papieren dossier. Als een patiënt om inzage vraagt, wordt het actuele behandelplan besproken. Dit
betreft het psychiatrisch behandelplan.
Indien klagers klacht wordt begrepen, klaagt hij over het volgende. Klager heeft om inzage gevraagd en heeft zijn somatisch dossier kunnen bekijken. Dat er tussen beide dossiers verschillen kunnen bestaan, is evident. Het betekent niet dat klager een
aangepast of bewerkt dossier te zien zou hebben gekregen.

3. De beoordeling
Klager heeft in zijn beroepschrift aangegeven pro forma beroep in te stellen en heeft aangekondigd nieuwe specifieke gronden voor het beroep in te zullen dienen.
Klager heeft vervolgens geen gronden voor zijn beroep aangevoerd, heeft aangegeven dat hij niet ter zitting wilde verschijnen en heeft derhalve zijn pro forma beroep ook niet mondeling toegelicht.
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers beroep onvoldoende duidelijk aanduidt ten aanzien van welk specifiek medisch handelen als vermeld in artikel 28 van de Pm beroep wordt ingesteld. Derhalve is niet voldaan aan artikel 30, tweede lid, van de
Pm en kan de beroepscommissie klager niet in zijn beroep ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings- Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven