nummer: 11/3304/GV
betreft: [klager] datum: 8 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 oktober 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). De uitzonderingsgronden van artikel 14, derde lid, van de
Regeling zijn niet van toepassing op klager. Voorts is er geen sprake van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 4 van de Regeling. Klager is sedert 2008 gedetineerd. Hij heeft verscheidene trainingen in de locatie Ooyerhoek Zuthpen afgerond, te
weten een cova-training en een leefstijltraining. Klager dient in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) een arbeidsvaardigheden training (ARVA-training) te volgen. Deze training kan echter alleen gevolgd worden in de locatie Ooyerhoek
Zutphen. Klager is bereid een ARVA-training in de locatie Zuid te Arnhem te volgen. Hij wil niet overgeplaatst worden naar de locatie Ooyerhoek Zuthpen, omdat hij zijn detentieperiode daar als zwaar heeft ervaren. Er is derhalve geen sprake van
weigering tot deelname aan het programma TR. Klager is werkzaam als reiniger en hij is lid van de gedetineerdencommissie. Klager heeft zich naar behoren gedragen en hij heeft tot op heden overal aan meegewerkt. Het verlofadres is gecontroleerd. Klagers
grootouders, de wijkagent en het Gerechtshof Arnhem hebben geen bezwaar tegen het verblijf van klager op dit verlofadres. Namens klager wordt verzocht om een gegrondverklaring van het beroep en om de toekenning van een schadevergoeding.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Een medewerker van de locatie Zuid heeft aangegeven dat klager niet wil deelnemen aan een programma in het kader van TR. Klager ziet het programma in het kader van TR als een
obstakel. Het is de gewoonte om dan slechts algemeen verlof te verlenen in de laatste fase van de detentie. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 7 september 2012 en dat is te ver weg om nu al algemeen verlof te verlenen. In klagers
beroepschrift wordt gesteld dat klager wel bereid is om een ARVA-training in de locatie Zuid te volgen. De locatie Zuid heeft aan klager voorgesteld om op termijn een ARVA-training in de locatie Zuid te gaan volgen. Klager heeft hier echter vanaf
gezien.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres. De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres. De vrijhedencommissie van de locatie Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Klager heeft zich op 1
maart 2011 onttrokken aan zijn detentie door zich niet te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Daarnaast weigert klager een ARVA-training te volgen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 270 dagen, wegens diefstal en diefstal onder verzwarende omstandigheden. Aansluitend dient hij een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 28 dagen,
een principale hechtenis van in totaal 57 dagen, een vervangende hechtenis van 35 dagen op grond van de wet Terwee en een taakstraf vervangende hechtenis van in totaal 16 dagen te ondergaan. Vervolgens dient hij eventueel nog een subsidiaire hechtenis
van in totaal 49 dagen te ondergaan. De einddatum van de detentie valt op of omstreeks 7 september 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit klagers registratiekaart blijkt dat klager zich tijdens zijn huidige detentie tweemaal, op 13 mei 2009 en op 1 maart 2011, heeft onttrokken aan zijn detentie door zich niet te melden in de b.b.i. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 8 november 2011
secretaris voorzitter