Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1329/TA, 2 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1329/TA

betreft: [klager] datum: 2 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 april 2011 van de beklagcommissie bij het FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. S. Burmeister, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman en namens het hoofd van
voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerkster en [...], hoofd risicomanagement en behandeling.

Gelet op het bezwaar van klager tegen deelname van de schorsingsvoorzitter aan de beroepscommissie in de onderhavige zaak, heeft een ander lid van de RSJ op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van de plaatsing van klager op een afdeling voor Zeer Intensieve Zorg.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat aangezien zijn ‘sterretjes’ status niet is verlengd hij niet meer thuis hoorde op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg. Nu de Minister niet heeft beslist over de RIP-status had klagers plaatsing op genoemde afdeling niet
verlengd mogen worden. Klager heeft geen agressieprobleem en hij heeft bezwaar tegen medicatie. Er dient binnen drie maanden een behandelplan te worden opgesteld en dat is niet gebeurd. Klager heeft eerder in deze inrichting verbleven en hij heeft geen
vertrouwen in de behandeling. Klager wordt niet behandeld in de inrichting, terwijl hij tijdens zijn verblijf in het FPC Oldenkotte wel behandeld werd. Vanaf 16 mei 2011 verblijft klager op een andere afdeling.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In april 2010 heeft de Minister van Justitie aan klager de status van Risico Interventie Patiënt (RIP) toegekend. Het Ministerie heeft in oktober 2010 niet om een evaluatie verzocht en in april 2011 heeft de inrichting hierover een brief gezonden aan
de
Minister. Er is nog geen reactie ontvangen en klager heeft nog steeds de RIP-status De inrichting kan zelf patiënten, ook zonder deze status op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg plaatsen. De inrichting bekijkt zelf wie op deze afdeling moet worden
geplaatst en dit staat los van de RIP-status.
Wegens een incident in een andere tbs-inrichting is klager in het FPC De Kijvelanden geplaatst. Het gaat nu beter met klager. Het blijft echter moeilijk om klagers problematiek in kaart te brengen en met hem over zijn behandeling te praten. Klager
neemt
thans de helft van de medicatie, die hij op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg gebruikte. Hij verblijft nu op de afdeling Opaal, de afdeling voor patiënten met psychotische problemen. Het multidisciplinaire team bekijkt twee per jaar het
behandelplan
van een patiënt. Voorts vinden wekelijks voortgangsbesprekingen plaats. De Wettelijke Aantekeningen worden per kwartaal bezien.
Er zijn slechts drie tbs-inrichtingen geschikt voor patiënten met een RIP-status.

3. De beoordeling
Hetgeen verder in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie inhoudelijk niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat de
inrichting de noodzaak van de voortzetting van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat er sinds klagers plaatsing op deze afdeling op 27 augustus
2010 nog onvoldoende inzicht was in zijn agressieproblematiek. De enkele omstandigheid dat klager die noodzaak niet ziet, kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie kan overigens niet treden in de wijze van behandeling door de
inrichting.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt op dat bij klager wellicht verwarring is ontstaan over de verlenging van zijn plaatsing op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg in combinatie met de onduidelijkheid over zijn RIP-status, nu deze situaties naast elkaar kunnen
bestaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs.W.A.Th. Bos en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven