Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1490/GA, 2 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1490/GA

betreft: [klager] datum: 2 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Boschpoort Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is de zaak aangehouden voor nader onderzoek. Er is een tiental concrete vragen aan de directeur geformuleerd die de directeur
schriftelijk
heeft beantwoord. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Boschpoort Breda.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet verstrekken van een loonvervangende uitkering in verband met klagers arbeidsongeschiktheid, terwijl hij arbeidsongeschikt was verklaard.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam op 5 november 2010 in de inrichting binnen. Bij binnenkomst heeft hij gesproken met een medewerkster van de medische dienst en aangegeven dat hij arbeidsongeschikt was en dat er sprake was van contra-indicaties voor een verblijf in een
meerpersoonscel. Hij is van oordeel dat hij sinds zijn binnenkomst steeds arbeidsongeschikt is geweest. Klager heeft nooit een verzoekbriefje voor deelname aan de arbeid ingediend of een arbeidscontract ondertekend. Alleen al daarom kan de hem door de
inrichting verstrekte uitkering geen wachtgeld zijn geweest. Klager vraagt zich af waarom hem opeens na 17 december 2010 wachtgeld zou worden uitgekeerd, terwijl hij nooit heeft gewerkt. Klager heeft klachten over de medische dienst ingediend. Hij
moest
een formulier ondertekenen, inhoudende dat hij vrijwillig zijn deelname aan de arbeid wilde beëindigen. Hem is toen gezegd dat hij moest tekenen omdat hij anders op rapport zou gaan. Klager stelt zich op het standpunt dat hij steeds een
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft gekregen. Klager had op enig moment een briefje op zijn celdeur hangen waaruit bleek dat hij arbeidsongeschikt was. Dat briefje is vervolgens door een medewerker verwijderd omdat de medische dienst zou hebben
gezegd
dat er geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid bij klager. Klager heeft vervolgens op 17 februari 2011 daarover navraag gedaan bij de medische dienst. Het bleek dat men daar de formulieren kwijt was en vervolgens werd klager weer
arbeidsongeschikt verklaard. Een en ander heeft toen ongeveer een maand geduurd omdat de medische dienst klager in eerste instantie niet meer te woord wilde staan. Klager heeft zich vervolgens tot de maandcommissaris gewend en die heeft een afspraak
geregeld. Klager begrijpt niet waarom hij op 17 februari 2011 wel arbeidsongeschikt zou zijn en op 1 maart 2011 niet meer. Klager is arbeidsongeschikt omdat hij last heeft van oppositionele klachten. Klager heeft rust nodig.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 8 november 2010 is klager bij de medische dienst geweest en is zijn arbeidsgeschiktheid beoordeeld. Per 18 november is hem vervolgens, omdat hij niet arbeidsongeschikt was en er geen arbeid voor hem beschikbaar was, wachtgeld uitgekeerd. Vervolgens
is hij op 16 december 2010 geplaatst op afdeling van personen die deelnemen aan de arbeid. Voor zover uit de aan klager uitgekeerde bedragen al zou kunnen worden afgeleid dat hem een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, moet dat op een
misverstand berusten. Op 10 januari 2011 heeft het Hoofd van de Zorgafdeling aangegeven dat klager met de psychiater wilde praten over zijn arbeidsgeschiktheid. De psychiater heeft aangegeven dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid. Vervolgens
is klager op 17 februari 2011 tot 1 maart 2011 wel arbeidsongeschikt verklaard. Volgens de directeur valt het hoogteverschil tussen de als uitkering verstrekte geldbedragen te verklaren uit de verschillen in omvang van de periode waarop de uitkering
betrekking heeft.

3. De beoordeling
Het klaagschrift in deze zaak dateert van 24 februari 2011. Nu klager op 14 januari 2011 een zogenaamde verklaring ‘beëindiging arbeid (op eigen verzoek)’ heeft ondertekend en klager aansluitend van 17 februari 2011 tot 1 maart 2011 arbeidsgeschikt is
verklaard, moet worden geoordeeld dat de klacht enkel kan zien op de periode gelegen tussen 5 november 2010 en 14 januari 2011. De verklaring van klager dat hij die hiervoor genoemde verklaring onder druk van inrichtingsmedewerkers zou hebben
ondertekend wordt niet aannemelijk geacht nu van enige nadere feitelijke onderbouwing geen sprake is.

Niet aannemelijk is geworden dat klager in de periode van 5 november 2010 tot 14 januari 2011 door de medische dienst (in casu de inrichtingsarts of de inrichtingspsychiater) arbeidsongeschikt is verklaard. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom –
voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. U.P. Burke en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven