nummer: 11/1334/GA
betreft: [klager] datum: 27 oktober 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Emmelkamp, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman, mr. D. Emmelkamp, gehoord. Klager heeft afgezien van de mogelijkheid te worden gehoord. De directeur van de p.i. Alphen aan den
Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het direct onder visueel toezicht urineren.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft 13 jaar lang gebruik mogen maken van een speciale regeling waarbij hij zonder toezicht mocht urineren, omdat het onder toezicht urineren
klager niet lukt. Deze regeling is getroffen onder de voorwaarde dat klager extra visitaties en fouillering duldt. Zonder enige aanleiding heeft de directeur besloten deze regeling te beëindigen, omdat er geen medische dan wel psychologische redenen
bestaan om deze regeling in stand te houden. De aanleiding voor deze regeling is echter nooit van medische of psychologische aard geweest. Het beëindigen van de regeling is dan ook in strijd met het vertrouwensbeginsel. Zonder enige aanleiding of
gewijzigde omstandigheden mag de regeling, die al 13 jaar bestaat, niet worden beëindigd. De kwestie is niet in het PMO besproken, zoals de directeur stelt, maar ‘en petit comité’. Sinds klagers overplaatsing naar een andere inrichting komt hij weer in
aanmerking voor de uitzonderingsregeling. Klager heeft geen problemen met het feit dat hij extra controles dient te ondergaan.
De directeur heeft hierop gereageerd door te verwijzen naar zijn bij de beklagcommissie ingediend verweer.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen urineert de gedetineerde onder direct visueel toezicht van een personeelslid. Onbestreden is dat klager gedurende een periode van 13 jaar in aanmerking is
gekomen voor een aangepaste regeling, inhoudende dat hij is vrijgesteld van het onder visueel toezicht urineren. Vast staat voorts dat klager extra controles door middel van visitaties en fouillering ondergaat. De beroepscommissie stelt vast dat de
directeur niet dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in afwijking van deze jarenlange praktijk, klager wederom onder toezicht dient te urineren. Dit geldt temeer nu klager onbestreden heeft gesteld dat ook bij aanvang van de aangepaste regeling
13 jaar geleden, hieraan geen medische of psychologische redenen ten grondslag hebben gelegen. De beslissing van de directeur dient derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk, althans als onvoldoende
gemotiveerd, te worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor het door klager geleden ongemak zal de beroepscommissie
een tegemoetkoming vaststellen van € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2011
secretaris voorzitter