Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1400/GA, 27 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1400/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, en [...] en [...] respectievelijk vestigingsdirecteur en plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de
p.i. Almere. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde;
b. de wijze van horen in de isoleercel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 31 maart 2011 vrijgesproken van de, hem met betrekking tot zijn betrokkenheid bij de hiervoor aangehaalde vechtpartij met een
medegedetineerde, tenlastegelegde feiten. Dit bevestigt dat klager niets verwijtbaars heeft gedaan. Desondanks heeft de beklagcommissie het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is niet gemotiveerd. Er is niet voldaan aan de
hoorplicht. Klager was al overgebracht naar de isoleercel voordat hij werd gehoord door de directeur. Het horen dient vooraf plaats te vinden. Klager had gehoord kunnen worden in de kamer van de werkmeester. Medegedetineerden hebben gezien dat klager
niet de agressor is geweest. Het slachtoffer kwam op klager af. Klager vraagt zich af waarom deze medegedetineerden niet zijn gehoord, vóórdat klager naar de isoleercel is overgebracht. Klager had overigens maar één stanleymes in zijn hand in plaats
van
de twee waarover in de stukken wordt gesproken.
Het horen van klager heeft plaatsgevonden in de isoleercel, waarbij klager naakt en met een been- en schouderklem op de grond lag. Het scheurhemd was omhoog getrokken tot aan zijn nek. Dit is in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 1 van de
European Prison Rules. Van achteren werd klager toegesproken door, naar later bleek, de directeur. Klager heeft steeds verklaard dat hij vrijwillig is meegegaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na een vechtpartij is het standaard dat de gedetineerden direct worden weggevoerd van de plaats van de vechtpartij en naar de isoleercel worden
overgebracht en daar worden gehoord. In de onderhavige zaak was sprake van paniek door de verwondingen van het slachtoffer. De directeur is van mening dat op dat moment afdoende onderzoek heeft plaatsgevonden om een verantwoorde beslissing te kunnen
nemen. Besloten is om aangifte te doen. Het is mogelijk dat klager eerst een ordemaatregel krijgt opgelegd. In dit geval was klagers rol echter duidelijk.
In een strafcel wordt een gedetineerden ontdaan van zijn eigen kleding en voorzien van een scheurhemd. Klager wilde niet meewerken en is op gepaste wijze geholpen. Dit is een standaardprocedure en heeft als doel om te voorkomen dat klager goederen
meeneemt in de strafcel. Fouilleren alleen is niet voldoende.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting is het volgende – als onbestreden - vast komen te staan.
Op 12 oktober 2010 was klager betrokken bij een vechtpartij op de arbeid met een medegedetineerde, waarbij de medegedetineerde ernstig verwond is geraakt aan zijn wang en oor. Het slachtoffer is overgebracht naar de medische dienst. Klager is eerst
geplaatst op de kamer van de werkmeester en daarna overgebracht naar de isoleercel. In de isoleercel is klager gefixeerd door personeel en ontdaan van zijn eigen kleding. Klager is een scheurhemd aangetrokken en lag op zijn buik op de grond. Het
scheurhemd was omhoog getrokken naar de nek waardoor klager naakt was. In die situatie is klager gehoord door de directeur, waarbij klager de directeur niet kon zien. Vervolgens is aan klager een disciplinaire straf opgelegd.

a.
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder j, van de Pbw wordt de gedetineerde gehoord alvorens de directeur beslist omtrent het opleggen van een disciplinaire straf. Vast is komen te staan dat klager niet vóóraf door de directeur is gehoord, doch pas
op een moment dat reeds was begonnen met de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf. De beroepscommissie acht het voorschrift van artikel 57 Pbw zo wezenlijk van aard, dat het niet hieraan voldoen reeds om deze grond tot gegrondverklaring van het
beklag zal moeten leiden. De beroepscommissie stelt voorts vast dat gesteld noch gebleken is, dat sprake is geweest van bewaardersarrest zoals bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Pbw. Het beroep dient in zoverre gegrond te worden verklaard.

b.
Klager stelt dat de wijze van horen door de directeur in de isoleercel in strijd is met artikel 3 van het EVRM waarin het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling is neergelegd en artikel 1 van de European Prison Rules waarin is bepaald
dat de mensenrechten van gedetineerden dienen te worden gerespecteerd. De beroepscommissie stelt vast dat zich bij de stukken geen informatie bevindt waaruit duidelijk wordt wat de achtergronden en redenen zijn geweest voor de door het personeel in de
isoleercel gehanteerde handelwijze. Zo is onduidelijk of klager zich bij de overbrenging naar de strafcel en het volgen van de procedure voor het uitkleden al dan niet heeft verzet. Ook ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur daarover
geen duidelijkheid verschaft. De directeur stelt dat de gevolgde procedure standaard is. De beroepscommissie is van oordeel dat deze handelwijze, indien standaard, op gespannen voet komt te staan met voornoemde beginselen in het EVRM en European Prison
Rules. Niet aanvaardbaar is dat een gedetineerde zonder noodzaak naakt, en zonder direct visueel contact, wordt gehoord door de directeur. Indien de omstandigheden een dergelijke handelwijze noodzakelijk maken, dan dient de noodzaak (achteraf)
verifieerbaar te zijn, mede aan de hand van een deugdelijke verslaglegging van de gang van zaken. Een dergelijk verslag ontbreekt echter. Tegen deze achtergrond dient de beslissing van de directeur klager te horen op de wijze zoals is komen vast te
staan, als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven