Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0044/GA, 21 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/44/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 31 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2001 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzende beslissing van klagers verlofaanvraag.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat mij er vooral om dat de directeur de redenen die aan zijn afwijzende beslissing ten grondslag hebben gelegen op geen enkele wijze in mijn richting heeft geconcretiseerd dan wel aannemelijk heeft gemaakt. Het argument dathij geen vertrouwen heeft in een goed verloop van het verlof snijdt geen hout. In het verleden heb ik al eens eerder verlof gehad en toen ging het goed. Het openbaar ministerie heeft, gelet op de eerdere verlofverlening, evenminbezwaar tegen verlof. Ik heb de directeur, overigens pas bij de beklagcommissie, ook horen zeggen dat ik te kort in zijn inrichting verblijf om met verlof te gaan. Als mij dat eerder was voorgehouden had ik even kunnen wachten methet indienen van mijn verlofaanvraag en had ik die aanvraag in een iets later stadium gedaan. Door mijn strafoverplaatsing heb ik al een verlof gemist en nu loop ik er weer één mis. Ik voel mij daardoor dubbel gestraft.
Overigens heb ik inmiddels al weer een verlof genoten en volgende week ga ik weer met verlof. Dat neemt allemaal niet weg dat ik destijds ook met verlof had willen gaan.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is, nadat hij op 10 augustus 2001 een medegedetineerde in de p.i. Dordtse Poorten een karatetrap in het gezicht had gegeven, geplaatst op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) te Vught. Vanuit de l.a.a. is hij op 24augustus 2001 geplaatst in mijn inrichting waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. In de Dordtse Poorten had hij op 4 augustus 2001 ook nog een rapport gekregen voor het schoppen tegen een deur en het uitschelden vanpersoneel. Ook al deed klager het in mijn inrichting niet slecht, zijn verblijf was – tegen de achtergrond van zijn gedrag in de Dordtse Poorten – te kort om hem in dat stadium reeds met verlof te laten gaan.
De afwijzende beslissing heb ik op papier kort en bondig gemotiveerd. Zoals gebruikelijk heeft het buro sociale dienstverlening de beslissing vervolgens uitvoerig toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen klager naar voren heeft gebracht kan, voorzover dat is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Zij tekent hierbij wel aan dat het uiteen oogpunt van rechtspositionele duidelijkheid en ter voorkoming van misverstanden aanbeveling verdient om voor gedetineerden ingrijpende, schriftelijk gegeven beslissingen, waarvan ook in dit geval sprake is, van een op debetreffende situatie toegesneden motivering te voorzien en niet te volstaan met een algemene motivering, waarvan de verdere invulling aan anderen dan de directeur, in klagers geval het buro sociale dienstverlening, wordtovergelaten.
Klagers beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 21 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven