Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3188/GV, 15 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3188/GV

betreft: [klager] datum: 15 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 september 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.A.W. Nillesen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Tijdens klagers penitentiair programma (p.p.) heeft hij zich geen enkele maal schuldig gemaakt aan enige vorm van recidive. De inschatting dat de recidivekans hoog is, lijkt aan onderbouwing te
ontbreken
en is onjuist. Het vermoeden dat klager niet zal terugkeren van verlof lijkt voort te vloeien uit het feit dat afspraken tijdens het p.p. niet altijd zijn nagekomen. Dit vindt zijn grondslag in het feit dat klager vele afspraken had met de begeleider
van het PTC, Bureau Jeugdzorg, zijn advocaat, de maatschappelijk werker en de bewindvoerder en er voor klager veel onduidelijkheid bestond over deze afspraken. Het niet nakomen had niets te maken met het ontbreken van een wil om het p.p. goed te
doorlopen. Klager heeft geen enkele blijk van een intentie om te vluchten gegeven nadat hem kenbaar was gemaakt dat hij teruggeplaatst zou worden. Uit het feit dat hij afspraken niet goed heeft nageleefd, kan niet het vermoeden rijzen dat hij niet zal
terugkeren van verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 4 juli 2011 teruggeplaatst vanuit een p.p./e.t.-programma naar locatie De Berg. Hij bleek ongeschikt voor het p.p. in verband met zijn gedrag. Hij is hier verschillende keren op aangesproken, echter zonder effect. Het PTC-team heeft alles
aangegrepen om de situatie beheersbaar te maken, maar er lijkt geen oprechte wil van de kant van klager om er werkelijk iets van te maken, althans ten minste zijn best te doen.
Vanwege de gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken bestond het vermoeden dat klager niet zou terugkeren van zijn verlof. Mede omdat dit het eerste verzoek tot het verlenen van algemeen verlof was na de terugplaatsing, is
besloten om hem geen toestemming te geven.
Inmiddels is klagers tweede verzoek om algemeen verlof voor 24 uur toegewezen onder de voorwaarden dat hij op het aangegeven verlofadres verblijft en dat hij niet in een auto rijdt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Berg heeft aangegeven gelet op klagers gedrag tijdens het p.p.
- hij heeft onverzekerd in een auto gereden, er waren meldingen van huishoudelijk geweld, medewerkers van het tehuis, waar klagers kinderen verbleven, voelden zich bedreigd door klager - geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof en
heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven twijfel te hebben gezien klagers terugplaatsing en het misbruik dat klager heeft gemaakt van zijn vrijheden zoals met zijn jongste kind in een onverzekerd voertuig rondrijden.
De politie Boxmeer heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden met aftrek wegens diefstal met geweld/poging doodslag. De datum van invrijheidstelling in thans bepaald op 22 november 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klager was in verband met incidenten tijdens zijn p.p./e.t, zoals het onverzekerd rijden in zijn auto, aangiftes van huishoudelijk geweld en conflicten met medewerkers van het tehuis, waar zijn kinderen verbleven, recent teruggeplaatst naar een
gesloten
inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Overigens blijkt uit de
toelichting namens de Staatssecretaris dat klagers tweede verlofaanvraag inmiddels is toegewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven