nummer: 11/3209/GV
betreft: [klager] datum: 10 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J.E. Hendriks, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 september 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is een ontkennende first-offender voor een zedendelict. Klager is al eens veroordeeld voor een geweldsdelict. In het Reclasseringsrapport is er ten onrechte vanuit gegaan dat klager onherroepelijk veroordeeld zou zijn voor een ander delict door
de rechtbank Amsterdam. In die zaak loopt het hoger beroep nog. Op 29 maart 2011 heeft de Reclassering advies uitgebracht en adviseerde klager in aanmerking te laten komen voor het programma Terugdringen Recidive (TR). Klager heeft geen mogelijkheid
gekregen om voorafgaand aan de bestreden beslissing zijn zienswijze kenbaar te maken. En zijn dan ook geen voorwaarden besproken met klager die eventueel aan het verlof verbonden kunnen worden. Er had bijvoorbeeld afgesproken kunnen worden dat klager
zich alleen in bepaalde stadsdelen van Amsterdam zou begeven en dat klager geen contact zou leggen met het slachtoffer. Het slachtoffer woont en werkt overigens niet meer in Amsterdam. Het risico is dan ook miniem te noemen nu in de bestreden
beslissing
is opgenomen dat klager wenselijk gedrag vertoond. Klager kan zijn verlof doorbrengen in het huis van zijn broer.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de stukken blijkt dat klager in de inrichting waar hij thans verblijft sociaal gewenst gedrag vertoond. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd in verband met ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Het OM en de afdeling TR
schatten het recidiverisico hoog in. Volgens de rapportage van TR weigert klager mee te werken. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft niet het vertrouwen dat het verlof goed zal verlopen en dat klager zich aan de met hem
gemaakte afspraken zal houden. Nu binnen afzienbare tijd klagers zaak in hoger beroep dient, moet het verlof nog niet worden toegestaan.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De afdeling TR heeft aangegeven dat klagers recidiverisico hoog tot gemiddeld wordt ingeschat.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het OM acht gevaar voor ongewenste confrontatie met het slachtoffer aanwezig. Ook acht het OM de kans op recidive hoog. Ten behoeve van klagers rechtszaak heeft hij niet meegewerkt
aan
een persoonlijkheidsonderzoek.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens verkrachting. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 14 september 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat er vrees bestaat voor recidive en ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Klager is eerder in 2005 tot jeugddetentie veroordeeld. Deze zaken uit 2005 zijn onvoldoende relevant voor het delict waarvoor
klager thans in detentie verblijft en voor het recidivegevaar. Klager verblijft thans nog in voorlopige hechtenis. De rapportage van TR ontbreekt tussen de stukken. Het niet meewerken aan TR kan klager niet worden tegengeworpen, zeker niet nu hij
ontkent het delict te hebben gepleegd. Het hoger beroep is alleen door klager ingesteld. Het vertonen van sociaal aangepast gedrag in de inrichting is geen geldige contra-indicatie voor verlofverlening. De gestelde vrees voor confrontatie met het
slachtoffer is niet reëel nu klager – onweersproken – stelt dat het slachtoffer niet meer in Amsterdam woont. Gelet op het vorenstaande moet de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen om binnen veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van
de
beroepscommissie. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen na
ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis - van Alff, secretaris, op 10 november 2011
secretaris voorzitter