Nummer: 11/1273/JB
Betreft: [klager] datum: 12 oktober 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens
[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 22 april 2011 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. B. Leemhuis, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr.
D.I.A.
Schröder, en de selectiefunctionaris [...] en [...], beleidsmedewerker.
Bij brief van 17 augustus 2011 heeft de secretaris van de beroepscommissie de directeur van j.j.i. Rentray, locatie Lelystad, namens de beroepscommissie vragen over bezoek aan klager in die inrichting voorgelegd. De schriftelijke reactie van deze
directeur van 26 september 2011 is ter kennisneming aan klager en zijn raadsvrouw alsmede aan de selectiefunctionaris gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist (hierna Eikenstein), afgewezen.
2. De feiten
Klager verbleef als voorlopig gehechte in Eikenstein. De directeur van die inrichting heeft de selectiefunctionaris op 28 oktober 2010 verzocht om klager naar een andere inrichting over te plaatsen in verband met een incident op 26 oktober 2010. Klager
is vervolgens krachtens beslissing van de selectiefunctionaris op 3 november 2011 overgeplaatst naar de j.j.i. Rentray, locatie Lelystad (hierna Rentray).
Op 14 maart 2011 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar Eikenstein.
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, Bjj heeft bij uitspraak van 12 juli 2011, met kenmerk 11/801/JA, het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 10 maart 2011 van de beklagcommissie bij Eikenstein, betreffende een
discipinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens fysiek geweld jegens personeel, gegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf de duur van drie dagen overschrijdt en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Voorbij gegaan is aan de omstandigheid dat er goede mogelijkheden voor bezoek van ouders aan hun kind moeten zijn, waarvoor artikel 37 sub c van het Verdrag inzake de kinderrechten een waarborg geeft. Klagers vader heeft klager vanwege de reisafstand
en
zijn financiën maar twee keer kunnen bezoeken in Rentray. Klagers vader krijgt geen vergoeding voor zijn reiskosten. Klager ziet zijn vader nu alleen nog bij de rechtbank. Als klager weer in Eikenstein wordt geplaatst, zal zijn vader hem weer kunnen
bezoeken. Klager krijgt nu geen bezoek meer van zijn vader en sinds twee maanden ook niet meer van zijn zus, die ook geen werk heeft.
Aan het advies van Eikenstein om klager niet in die inrichting te plaatsen moet voorbij worden gegaan. Ten onrechte wordt daarin gesproken over gericht fysiek geweld van klager naar personeel, nu de beroepscommissie in haar uitspraak 11/801/JA heeft
geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat klager werkelijk geweld heeft willen gebruiken. Ook is onjuist dat klager een vertekend beeld van het gebeurde zou hebben. Het gaat om zijn kant van het verhaal. Ten onrechte wordt bij een terugplaatsing
in
Eikenstein gevreesd voor een terugval in zijn gedrag als gevolg van het weer oprakelen van het incident en een volharden in vertekening van de werkelijkheid rond het incident.
Het incident heeft een aantal maanden geleden plaatsgevonden en klager heeft daar veel spijt van. Door het geleerde in Rentray zou hij nu anders met een dergelijke situatie omgaan dan op 26 oktober 2010. Hij heeft vorig jaar na het incident een brief
aan het betreffende personeelslid gestuurd, maar daarop geen antwoord gekregen. Klager heeft zijn excuses aangeboden, maar weet niet hoe het personeelslid daar tegen aan kijkt. Klager heeft zijn ding gedaan en wil niet dat dit incident aan zijn
voortgang in de weg staat.
Volgens Rentray heeft klager zich in die inrichting goed ontwikkeld. Het is zuur als dit in de weg staat aan een terugplaatsing naar Eikenstein. Klager is een maatregel tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Deze
is
inmiddels aangevangen. Binnen een aantal weken zal hij de delictanalyse afronden. Verder volgt hij Youturn, maar heeft hij nog geen verdere behandeling. Hij kan dus makkelijk verder met zijn behandeling in Eikenstein. Hij zal daar op een andere
afdeling
geplaatst worden dan hij verbleven heeft.
Als hij niet in Eikenstein kan worden geplaatst, wil hij graag naar de j.j.i. Amsterbaken te Amsterdam worden overgeplaatst.
Door en namens de selectiefunctionaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is volgens het uitgangspunt van het plaatsingsbeleid in eerste instantie geplaatst in de regio, maar heeft dit door het heftige incident in Eikenstein op het spel gezet. Blijkens het advies van Eikenstein is door dat incident in dermate sprake
van verstoorde verhoudingen dat een terugplaatsing van klager naar Eikenstein niet mogelijk is. Het is bovendien niet opportuun de goed verlopende behandeling van klager in Rentray door een overplaatsing te doorbreken.
Volgens schriftelijke inlichtingen van Rentray zijn de bezoektijden voor klagers vader aangepast, bezoekt klagers vader hem één keer per twee weken en worden de reiskosten vergoed door het Centrum [...], waar klagers vader woont. Ook klagers zus
bezoekt
hem in Rentray. Van drie verschillende personen (klagers mentor, zijn gedragsdeskundige en zijn behandelcoördinator) heeft de selectiefunctionaris recent telefonisch vernomen dat klager bezoek van zijn vader en zus krijgt.
Nu klagers p.i.j.-maatregel is aangevangen, kan straks met verloven worden gestart als aan de voorwaarden wordt voldaan en zal klager zijn vader op kosten van het ministerie van Veiligheid en Justitie kunnen bezoeken.
Volgens het ontvangen p.i.j.-dossier dient klager te worden behandeld in een reguliere behandelsetting. Dat kan elke j.j.i. zijn. Een plaatsing in Amsterbaken is niet te verkiezen boven Rentray. In het licht van de positieve ontwikkeling in klagers
behandeling in Rentray, is het van belang dit behandeltraject voort te zetten.
4. De beoordeling
Klager onderging ten tijde van de bestreden beslissing voorlopige hechtenis. Hiervoor zijn ten tijde van de bestreden beslissing de opvanginrichtingen bestemd.
Zowel Rentray als Eikenstein beschikken ten tijde van de bestreden beslissing over normaal beveiligde afdelingen voor opvang (en behandeling).
Aan de orde is de vraag of de selectiefunctionaris in redelijkheid klagers verzoek tot overplaatsing naar Eikenstein heeft kunnen afwijzen.
Vaststaat dat klager aanvankelijk regionaal in Eikenstein was geplaatst, maar door een incident tussen hem en een personeelslid van Eikenstein naar Rentray is overgeplaatst. Deze overplaatsing is in het onderhavige beroep op zich niet aan de orde, maar
de beroepscommissie hecht er aan op te merken dat die overplaatsing zeer begrijpelijk is in het licht van de door het incident verstoorde verhoudingen tussen Eikenstein en klager. Daaraan kan niet afdoen dat de beroepscommissie in haar uitspraak
11/801/JA heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat klager werkelijk geweld heeft willen gebruiken. De beroepscommissie is in die uitspraak immers tevens van oordeel dat het, in het licht van klagers geïrriteerde houding en wat daaraan
voorafging, niet onbegrijpelijk is dat klager met het pakken van de biljartkeu mogelijk de indruk wekte hiermee tot geweld over te gaan, alsmede dat het opleggen van een disciplinaire straf daarom niet onredelijk en onbillijk is. Het beroep is in die
zin ongegrond verklaard en alleen ten aanzien van de duur van de disciplinaire straf gegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat de directie er alles aan heeft gedaan de duur van de disciplinaire straf te beperken.
Het vorenstaande is van belang, omdat daardoor een terugplaatsing van klager in Eikenstein, waarover Eikenstein negatief heeft geadviseerd, niet in de rede ligt. De enkele omstandigheid dat klager zelf klaar is met het incident en geen probleem bij een
terugplaatsing ziet, kan daaraan niet afdoen.
Vaststaat verder dat klager in Rentray vorderingen maakt in zijn behandeling en dat deze positieve ontwikkeling mogelijk teniet zal worden gedaan door een overplaatsing naar een andere inrichting, waar klager opnieuw zal moeten beginnen, hetgeen
vertraging in zijn behandeling zal opleveren. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris daarom in redelijkheid het verzoek om overplaatsing naar een andere inrichting kunnen en mogen afwijzen.
Daaraan kan niet afdoen de omstandigheid dat klager in Rentray zeer beperkt bezoek van zijn vader en zus krijgt (uit de na de zitting van de beroepscommissie ontvangen schriftelijke verklaring van de directeur van Rentray van 26 september 2011 komt
naar
voren dat klager in Rentray alleen op 9 mei 2011 en 18 mei 2011 bezoek van respectievelijk zijn vader en zijn zus heeft gehad). Het is immers van groot belang dat de positieve ontwikkeling van klagers behandeling in de inrichting wordt voortgezet en
dat
klager, bij continuering van die voortgang, straks met verlof zijn vader en zus zal kunnen bezoeken, zodra dat verantwoord wordt geacht.
Gelet op het voorgaande is de beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en/of artikel 37, sub c., Verdrag inzake de kinderrechten en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk
worden genoemd.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, prof. dr. Th.A.H. Doreleijers en prof. dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 oktober 2011
secretaris voorzitter