Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1961/GA, 2 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1961/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 29 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F.Wassenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 oktober 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die op 14 februari 2002 op het secretariaat van de Raad werd ontvangen, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de handelwijze van een penitentiair reclasseringswerker.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
Klager verzoekt allereerst ter zitting te worden gehoord. Voorts is namens klager aangevoerd dat het beklag gericht was tegen het openmaken van post en afgifte daarvan aan de reclassering. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijkverklaard. Het betrof een conceptrapportage van de Raad voor Kinderbescherming. De directeur heeft ten onrechte gebruik gemaakt van zijn bevoegdheden op grond van artikel 36 PBW. De klacht moet gegrond worden verklaard en er moeteen tegemoetkoming worden toegekend.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich in het onderhavige geval voldoende geïnformeerd en wijst klagers verzoek om ter zitting te worden gehoord af.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Ten overvloede merkt de beroepscommissie opdat de door de raadsman in beroep aangevoerde klachten te weten het openmaken van de post en afgifte daarvan aan de reclassering, niet voor het eerst kunnen worden gedaan in het kader van de behandeling van het beroep. Het beroepzal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Landman, secretaris, op 2 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven