nummer: 11/2974/GV
betreft: [klager] datum: 18 oktober 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 september 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoeken om algemeen verlof worden steeds op dezelfde gronden afgewezen. Klager is inmiddels zeven maanden gedetineerd en heeft zich in die tijd aan alle regels gehouden. Iedereen, de reclassering,
de medewerkers van de afdeling TR en de inrichting, is positief ten aanzien van algemeen verlof en detentiefasering. Alleen het Openbaar Ministerie (OM) is negatief ten aanzien van het verlenen van vrijheden. Klager kan hierdoor niet werken aan een
goede terugkeer in de maatschappij. Zijn sociale contacten lopen stuk en hij heeft zijn zoontje van drie jaar ook al acht maanden niet meer gezien. Klagers ex-partner wil pas met zijn zoontje naar Nederland komen als klager verlof krijgt en samen met
hen dat verlof kan doorbrengen. Omdat klagers ouders geen Portugees spreken, is de communicatie met klagers ex-partner en hun kleinzoon voor hen erg moeilijk. Anders dan wordt gesteld heeft klager wel redenen om in Nederland te blijven. Hij heeft in
Nederland immers zijn familie wonen. De redenen voor zijn onttrekking aan detentie en het voorhanden hebben van een vals reisdocument heeft hij al eerder aan de beroepscommissie kenbaar gemaakt bij gelegenheid van het beroep met kenmerk 11/2087/GV.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar hetgeen in het beroep met kenmerk 11/2087/GV naar voren is gebracht. De daarin genoemde gronden en omstandigheden zouden nog onverkort aanwezig zijn. Bij
gelegenheid van de behandeling van dat hiervoor genoemde beroep is – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
“Klager heeft zich tijdens zijn huidige detentie daaraan onttrokken. Hij nam destijds deel aan een penitentiair programma (p.p.) en kreeg een oproep om zich te melden omdat er een vonnis uit 2004 aangeboden was, waardoor de termijn voor deelname aan
een
p.p. ruimschoots overschreden zou worden. Klager geeft aan dat hij toen geschrokken is en gevlucht is naar Spanje. Uit de rapportage van de inrichting komt naar voren dat klager drie jaar later, in het bezit van valse reisdocumenten, is aangehouden op
Rotterdam Airport. Hieruit kan worden afgeleid dat klager niet voornemens was terug te keren naar Nederland om zijn straf uit te zitten. De Staatssecretaris begrijpt daarom de vrees van het OM dat klager zich, indien hij daartoe in de gelegenheid zou
zijn, aan de verdere tenuitvoerlegging van zijn detentie zal onttrekken. Waar klager stelt dat ontvluchten geen zin heeft, gelet op de Europese verdragen, wordt dit weersproken door het feit dat hij zich drie jaar uit het zicht van justitie heeft weten
te houden.”
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft niet negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en verwezen naar de positieve adviezen van de politie en het MDO.
Het OM heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een te verlenen verlof. Klager heeft zich op 11 februari 2008 onttrokken aan zijn detentie en gevestigd in Spanje. Op 3 februari 2011 is hij met valse papieren aangehouden op Rotterdam
Airport. Het OM acht de kans dat klager zich aan de verdere tenuitvoerlegging zal onttrekken groot.
De politie Limburg-Zuid heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens – kortweg - gekwalificeerde diefstal en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Aansluitend dient hij een taakstrafvervangende hechtenis te ondergaan van 6 maanden en een
gevangenisstraf van een maand. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 april 2012. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 75 dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Eerder, bij gelegenheid van de behandeling van het beroep met kenmerk 11/2087/GA, heeft de beroepscommissie vastgesteld dat klager zich, toen hij in februari 2008 werd opgeroepen voor het ondergaan van de huidige gevangenisstraf, aan de
tenuitvoerlegging daarvan heeft onttrokken door te vertrekken naar het buitenland. Voorts is toen vastgesteld dat klager pas in februari 2011 kon worden aangehouden, toen hij met vervalste papieren vanuit Spanje naar Nederland kwam. Gelet op die
omstandigheden achtte de beroepscommissie toen de vrees dat klager zich bij een verlofverlening andermaal zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van de hem opgelegde vrijheidsstraffen, begrijpelijk en gerechtvaardigd. Hetgeen door klager thans
bij gelegenheid van dit beroep naar voren heeft gebracht, is onvoldoende zwaarwegend om nu tot een ander oordeel te komen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een
afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 oktober 2011
secretaris voorzitter