Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2058/TP, 4 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2058/TP

betreft: [klager] datum: 4 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 14 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend doormr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie acht zich in het licht van de op 4 maart 2002 genomen beslissing (01/1489/TP) aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht. Om die reden zijn klager en zijn raadsman niet in de gelegenheid gesteldhet beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 19 oktober 2001 verlengd tot en met 16 januari 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 26 juli 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Scheveningen te Den Haag.

De Minister heeft bij beschikking van 15 maart 2001 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager gaat niet akkoord met verlenging van de passantentermijn. Als de betreffende verlengingsbeslissing tenuitvoer wordt gelegd bedraagt klagers wachttijd circa achttien maanden.Klager is van oordeel dat de Minister meer dan genoeg tijd heeft gehad om te bewerkstelligen dat deze wachttijden verder zouden teruglopen. Verzocht wordt om de bestreden beslissing te vernietigen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet tijdig is gehoord en de beslissing niet tijdig is meegedeeld.
Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 15 maanden in een h.v.b.
Gelet op de duur van de passantentermijn is aan klager een aanbod tot financiële tegemoetkoming gedaan. Tot op heden is nog geen reactie van klager hierop ontvangen. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager, die op eengewone afdeling van het h.v.b. verblijft, af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten ineen tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaringd.d. 10 januari 2002 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. Derhalve wordt het beroep materieel ongegrond geacht.

4. De beoordeling
Het onderhavige beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot verlenging van klagers passantentermijn van 19 oktober 2001 tot en met 16 januari 2002. Ten tijde van die beslissing had de Minister de uitspraak d.d. 4 maart2002 (01/1489/TP) inzake een eerder beroep van klager nog niet ontvangen. Bij die uitspraak heeft de beroepscommissie overwogen dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn van 21 juli 2001 tot en met 18oktober 2001, die voorafgaat aan de thans bestreden beslissing, onredelijk en onbillijk moet worden geacht vanwege de duur van die termijn. De beroepscommissie heeft bij die uitspraak de bedoelde beslissing tot verlenging van depassantentermijn vernietigd.
Deze uitspraak brengt mee dat de thans bestreden beslissing eveneens onredelijk en onbillijk is. Derhalve is ook het onderhavige beroep gegrond en dient de bestreden beslissing eveneens te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

Gelet op het bepaalde in artikel 66, zesde en zevende lid, Bvt dient klager een tegemoetkoming te worden geboden nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Er behoeft evenwel geen tegemoetkoming meervastgesteld te worden, nu de beroepscommissie bij bovengenoemde uitspraak d.d.
4 maart 2002 reeds een tegemoetkoming heeft vastgesteld die ook de periode van 19 oktober 2001 tot aan de datum van daadwerkelijke plaatsing bestrijkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven