nummer: 11/2065/GB
betreft: [klager] datum: 6 september 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is op 26 augustus 2011 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 11 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere. Klager is op 2 juli 2010 in de EBI te Vught geplaatst.
3. De standpunten
3.1 Klager heeft het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager is verlof verleend met oud en nieuw 2004/2005 en is gewoon van verlof teruggekomen.
In de p.i. Almere heeft hij acht maanden in een normaal regime verbleven zonder problemen. Hij ontving geen bezoek, vond dat niet nodig, maar had wel telefonische contacten.
Klager weet dat er geen actuele informatie is ontvangen. Hij begrijpt niet waar het verhaal vandaan komt dat hij zou willen ontsnappen. Via internet worden er roddels verspreid.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen verband is tussen klager en de in de media genoemde bedreiging van een officier van justitie.
Hij is al meer dan twee jaar preventief gehecht in verband met een poging tot moord. Hij las in een van de stukken dat hij deel zou uitmaken van een groepje huurmoordenaars. In klagers strafdossier komen geen liquidaties voor. Dat zijn naam in verband
wordt gebracht met liquidaties moest hij in de Panorama lezen.
Twee medeverdachten verblijven al twee jaar zonder problemen in inrichtingen met een normaal regime. Klager verblijft al een jaar in de EBI en iedereen weet dat het daar geen pretje is. Hem wordt maar 50% van het dagprogramma geboden, omdat er een
andere gedetineerde in de EBI is met wie hij geen contact mag hebben.
Zijn strafrechtelijke documentatie lijkt erger dan het is. Hij is nog nooit veroordeeld tot een langere gevangenisstraf dan een jaar en ook voor een aantal verdenkingen vrijgesproken. Hij heeft daarvoor ook een schadevergoeding ontvangen.
Kinderstrafzaken worden ook vermeld in zijn documentatie. De selectiefunctionaris heeft hem gezegd dat hij van hem niet naar EBI hoefde.
Zijn vrouw woont in Brazilië en hij heeft alleen maar tweemaal tien minuten per week telefonisch contact met haar. Een kennis komt wel langs om zijn schoenen te vervangen, maar hij heeft momenteel geen contact met mensen met wie hij buiten contact had.
Verwezen wordt naar het schriftelijke stuk dat door [...] is overgelegd in klagers eerdere beroepszaak (11/79/GB), waarvan de inhoud hieronder - verkort en zakelijk weergegeven - wordt ingelast .
Klager wordt verdacht van poging tot moord, de voorbereidingshandelingen daartoe, wapenbezit en autodiefstallen. Het onderzoek zou zich volgens Justitie inmiddels ook richten op drie andere onopgeloste liquidaties. Tot op heden wordt klager hier niet
van verdacht en liggen deze feiten niet ten grondslag aan de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de ontsnapping van klager in 2007 is vast komen te staan dat sprake was van een vrijwillige terugtred en klager is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Klager was minderjarig ten tijde van de ontsnapping in 2001. Klager is niet veroordeeld voor poging tot verkrachting. Doordat in rapportages klakkeloos strafbare feiten worden benoemd, wordt een ander beeld van klager geschetst dan in werkelijkheid het
geval is gezien zijn justitieel verleden. Van veel op de documentatie vermelde feiten is klager vrijgesproken, ontslagen van rechtsvervolging of is het feit geseponeerd. Justitie doet het voorkomen of hij een zware crimineel is die talloze malen tot
zware straffen is veroordeeld, terwijl de langste straf die klager ooit heeft opgelegd gekregen twaalf maanden bedraagt.
De conclusie van het rapport van 15 december 2010 dat niet ondenkbaar is dat een bevrijdingsactie zou kunnen plaatsvinden, is niet op feiten gestoeld. Nergens blijkt dat dit alleen klager zou treffen. Klagers medeverdachten verblijven wel in een
normaal
huis van bewaring. Klager zelf heeft ook ruim acht maanden zonder problemen in een gewoon huis van bewaring verbleven. Klager heeft tot zijn verblijf in de EBI geen bezoek willen ontvangen van familie/bekenden.
Ten aanzien van de vrees dat klager zelf een ontvluchtingspoging zal ondernemen, wordt opgemerkt dat klager tot op heden voor elke (pro forma) zitting afstand heeft gedaan en voorheen al werd vervoerd met het BOT. Een wijze van transport dat bij
uitstek
bestand is tegen mogelijke bevrijdingsacties van buitenaf.
Voor wat betreft het bestaan van liquidatiegevaar vraagt de raadsvrouw zich af waarom dit gevaar zich nu juist zou richten op klager en niet op de medeverdachten. Klagers eerste korte plaatsing in de LAA in Vught samen met de twee medeverdachten,
betrof
informatie van de Officier van Justitie aan het GRIP over een bedreiging tegen het leven van verdachten. Het beklag tegen deze plaatsing is gegrond verklaard en klager is teruggeplaatst naar de p.i. Almere. Het eventuele liquidatiegevaar, waarvan
klager
nooit wat is gebleken en dat niet is onderbouwd, is derhalve inmiddels in elk geval verdwenen.
De selectiefunctionaris heeft niet onderbouwd dat de informatie in het ambtsbericht van 28 april 2010 nog steeds actueel is. Uit de brief van 18 maart 2011 blijkt dat het Openbaar Ministerie (OM) niet bevestigt dat klager en zijn medeverdachten iets te
maken hebben met de bedreiging van de zaaksofficier [...].
Er is geen nadere en actuele betrouwbare en concrete belastende informatie bekend geworden en aan de verlengingsbeslissing ligt nog steeds de oude en ook onjuiste informatie ten grondslag.
3.2 In het selectievoorstel van de directeur van de EBI van 9 juni 2011 is aangegeven dat klager sinds 2 juli 2010 in de EBI verblijft. Bij de beslissing tot plaatsing werd vastgesteld dat klager als vluchtgevaarlijk dient te worden gekwalificeerd.
Uit feiten en omstandigheden blijkt dat klager deel uitmaakt van een groep huurmoordenaars, maar het onderzoeksteam heeft deze groepering, ongeveer tien man, nog niet geheel in beeld. Bij huiszoeking zijn grote partijen (automatische) vuurwapens,
handgranaten, kogelwerende vesten, politie-uniformen, valse kentekenplaten etc. aangetroffen. Gelet op deze vondsten bestaat de indruk dat deze groepering tot veel meer in staat moet worden geacht. Het is niet ondenkbaar dat een bevrijdingsactie wordt
ondernomen. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat er een vierde verdachte in beeld is die nog voortvluchtig is. Daarnaast is sprake van mogelijk liquidatiegevaar. Klager wordt gezien als één van de ‘hoofdrolspelers’ in een zeer
mediagevoelige zaak, vooral in verband met de bedreiging van de aanklaagster in deze zaak. Een eventuele ontvluchting van klager zou leiden tot ernstige maatschappelijke onrust en een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Klagers verblijf in de EBI dient
verlengd te worden.
3.3 De selectiefunctionaris heeft bij schrijven van 14 juli 2011 het volgende - zakelijk weergegeven - bericht. Hij heeft allereerst verwezen naar de stukken die d.d. 14 april 2011 hebben geleid tot de ongegrondverklaring van klagers eerdere beroep
11/79/GB.
De noodzaak tot verlenging van klagers verblijf in de EBI is aan de orde geweest in de vergadering van de Adviescommissie EBI van 16 juni 2011, aan de hand van het voorstel van de directeur van de EBI van 9 juni 2011.
Klager ontvluchtte in mei 2007 tijdens een transport begeleid door recherche. Door ingrijpen van een toevallig passerende parketbus kon hij terstond worden aangehouden. De ontvluchting leidde tot uitvoerige aandacht in de media. Dit betrof klagers
tweede ontvluchting. In maart 2001 is klager ook ontvlucht tijdens transport.
Ten aanzien van klager is sprake van meerdere antecedenten sinds 1997, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging, mishandeling en overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Klager wordt gekwalificeerd als hoog vlucht- en
vuurwapengevaarlijk en hij schroomt niet geweld tegen personen te gebruiken. Hij wordt verdacht van het plegen van zeer ernstige delicten, die uitvoerig in de media zijn en worden belicht.
Uit beschikbare informatie is gebleken dat bij klager sprake is van liquidatiegevaar. Deze informatie is getoetst en wordt als betrouwbaar beschouwd.
In geval van ontvluchting van klager zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde, nog afgezien van de mate van geweld waarvan in dat geval sprake zou kunnen zijn indien dit van
doorslaggevende betekenis zou (kunnen) zijn voor het welslagen van een poging tot ontvluchting.
4. De beoordeling
4.1 De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2 Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3 Artikel 26 van de Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4 Uit de stukken volgt dat klager preventief is gehecht in verband met de verdenking van poging tot moord, de voorbereidingshandelingen daartoe, vuurwapenbezit, het voorhanden hebben van vervalste documenten en de heling van gestolen auto’s.
Uit de GRIP-informatie uit 2010 komt naar voren dat bij klager sprake is van ontvluchtingsgevaar en gevaar voor liquidatie. De directeur van de EBI signaleert in het verlengingsadvies van 9 juni 2011 dat rekening dient te worden gehouden met het feit
dat er een vierde verdachte in beeld is die nog voortvluchtig is. Klager heeft zich al tweemaal eerder, in 2001 en in 2007, aan detentie onttrokken.
4.5 De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in
onderling verband bezien, tot het oordeel dat ook thans nog in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat klager nog steeds valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b. De beslissing klagers verblijf in de EBI te
verlengen kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P.Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 september 2011
secretaris voorzitter