Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2234/GB, 29 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2234/GB

Betreft: [klager] datum: 29 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 april 2008 gedetineerd. Hij verblijft sedert 28 augustus 2008 in de gevangenis van de locatie De Schie, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst te worden gehoord. De afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. is (uitsluitend) gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM). De
negatieve adviezen van de politie en de inrichting zijn gebaseerd op het standpunt van het OM. De politie is akkoord met klagers verlofadres en heeft geen ‘eigen’ bezwaren tegen klagers detentiefasering. De rapportage van de inrichting is positief ten
aanzien van klagers detentiefasering. Het OM adviseert negatief ten aanzien van klagers detentiefasering omdat klager vervolgd zal worden voor strafbare feiten en omdat het OM informatie heeft dat klager vanuit de inrichting mensen bedreigt of laat
bedreigen. Gesteld wordt dat klager binnen twee maanden zal worden gedagvaard. Klagers advocaat heeft bij de Rechtbank ’s-Gravenhage geïnformeerd naar klagers mogelijke dagvaarding. Er blijkt nog geen datum bekend te zijn waarop klager gedagvaard is of
moet worden. Nu één van de twee maanden waarbinnen klager zou worden gedagvaard reeds voorbij is, is het onwaarschijnlijk dat klager binnen twee maanden na 11 juli 2011 gedagvaard zal worden. Bij de rechtbank had dan reeds zichtbaar moeten zijn dat de
zaak is of moet worden geappointeerd. De zaak waarvoor klager mogelijk vervolgd wordt, heeft betrekking op een gebeurtenis in 2007. Klager is niet aangehouden voor deze feiten en hij is slechts eenmaal door de politie gehoord. Dit gebeurde in 2010,
uitgerekend op het moment dat klager voor de eerste keer had verzocht om overplaatsing naar een b.b.i. Klager beschikt niet over stukken waaruit blijkt dat hij verdacht wordt van feiten gepleegd in 2007. Klager heeft na zijn eenmalige verhoor niets
meer
van de politie of het OM over deze zaak gehoord. Gelet op het voorgaande kan niet worden gesteld dat de einddatum van klagers detentie onzeker is. Klager zou tevens mensen hebben bedreigd of laten bedreigen vanuit de inrichting. Klager ontkent dit.
Het OM heeft zich gebaseerd op twee rapportages van het GRIP. Aan het rapport van 11 juni 2011 dient geen waarde te worden gehecht nu het GRIP zelf al tot de conclusie is gekomen dat er geen oordeel kan worden gegeven over de betrouwbaarheid van de
informatie. Zoals blijkt uit een brief van de selectiefunctionaris, gedateerd 27 juli 2011, is na november 2010 geen informatie meer beschikbaar gekomen die de inhoud van het rapport, gedateerd 3 november 2010, bevestigt. Klager vindt het dubieus dat
deze informatie opduikt op het moment dat klager verzoekt om detentiefasering. Klagers einddatum nadert. Klager kan zich niet meer adequaat voorbereiden op zijn terugkeer in de samenleving indien hij niet overgeplaatst wordt naar een b.b.i. Tevens
heeft
klager diverse opleidingen afgerond en een cova-training gevolgd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers detentiefasering omdat klager zal worden vervolgd voor strafbare feiten. Tevens beschikt het OM over informatie waaruit blijkt dat klager mensen vanuit de inrichting bedreigt of laat bedreigen.
Hierdoor kan er maatschappelijke onrust ontstaan en is er gevaar voor verstoring van de openbare orde. Gelet op het feit dat klager zal worden vervolgd voor strafbare feiten, komt hij niet in aanmerking voor detentiefasering. Klager zal binnen twee
maanden worden gedagvaard. Hierdoor kan de einddatum van klagers detentie nog niet worden vastgesteld. De GRIP-rapportage, gedateerd 3 november 2010, houdt in dat klager mensen vanuit de inrichting heeft bedreigd of laten bedreigen. Recentere
bedreigingen kunnen niet worden bevestigd.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord. Klager heeft zijn verzoek echter niet toegelicht en daarom wordt het afgewezen. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Het OM stelt in zijn advies van 10 juni 2011 dat klager vervolgd zal worden voor het plegen van strafbare feiten. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klager binnen twee maanden gedagvaard zal worden. Dit kan worden aangenomen als een
contra-indicatie voor detentiefasering en plaatsing in een b.b.i. De beroepscommissie acht tevens de zich bij de stukken bevindende rapportages van het GRIP van 3 november 2010 en 11 juni 2011, waaruit naar voren komt dat klager in november 2010 mensen
heeft bedreigd, of heeft laten bedreigen en in juni 2011 mogelijk mensen heeft bedreigd of heeft laten bedreigen, van belang. Tegen deze achtergrond is het oordeel dat het verlenen van vrijheden door middel van regimair verlof niet wenselijk is, niet
onbegrijpelijk. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 29 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven