Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1062/TA, 29 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 11/1062/TA

betreft: [klager] datum: 29 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2011 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Maastricht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering van toestemming voor bezoek van en telefooncontact met zijn vriendin d.d. 17 september 2010;
b. de verstrekking van onjuiste gegeven door de inrichting aan de RSJ;
c. de verlenging van weigering van bezoek en telefooncontact d.d. 20 oktober 2010 en 11 november 2010

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a ongegrond verklaard, wat betreft onder c het beklag gericht tegen de verlengingsbeslissing d.d. 20 oktober 2010 formeel gegrond en materieel ongegrond, het beklag wat betreft de
verlengingsbeslissing d.d. 11 november 2010 ongegrond en wat betreft onderdeel b klager niet-ontvankelijk verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De maatregel (a en c) is opgelegd voor de duur van zes maanden. Over de laatste/nieuwe verlengingsbeslissingen loopt nog een beklagprocedure. Klager geeft
de voorkeur aan een gevoegde behandeling van deze, aan te houden, zaak en de nog volgende beroepen. Dan wordt duidelijk dat de maatregel totaal zes maanden heeft geduurd. Indien echter de beroepscommissie klagers beroep niet laat afstuiten op de
onmogelijkheid vast te stellen dat de maatregel voor zes maanden is opgelegd, hoeft geen aanhouding plaats te vinden.
De behandeling van het beklag door de beklagcommissie heeft buitensporig lang geduurd. Ook is geen gehoor gegeven aan de uitspraken op de schorsingsverzoeken. De beklagcommissie heeft geen onderzoek gedaan naar de feiten. Klager verwijst naar zijn voor
de beklagcommissie schriftelijk en mondeling gegeven argumenten. In het protocol integriteit van de inrichting wordt een weigering van contact voor de duur van zes maanden mogelijk gemaakt. Hiermee wordt afgeweken van de in artikel 37, derde lid, van
de
Bvt genoemde maximale termijn van vier weken. Op 17 september 2010 is besloten dit protocol uit te voeren. Bij de daaropvolgende verlengingsbeslissingen is niet meer objectief beoordeeld of verlenging nodig was. Het betrof telkens een formaliteit. Voor
de weigering van telefonisch contact zoals bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Bvt geldt hetzelfde. Doordat het protocol in strijd is met voormelde bepalingen van de Bvt, is het protocol tevens in strijd met het EVRM. Artikel 12 EVRM waarin het
recht om te huwen is vastgelegd, is geschonden. Dit artikel impliceert dat men recht heeft een relatie te onderhouden. Klagers relatie met een medewerkster van de inrichting, welke relatie inmiddels is verbroken, is pas aangevangen na klagers
overplaatsing naar het PBC. Klagers vriendin heeft zelf ontslag genomen, omdat zij niet meer in de inrichting wilde werken.
Wat betreft het gegrond verklaarde onderdeel van het beklag is de maatregel niet te laat verlengd. Integendeel, de maatregel zou volgens een mededeling van het hoofd behandeling aan het dienstdoende personeel niet worden verlengd. Hiervan zijn ook
getuigen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het binnen de inrichting geldende gedragsprotocol integriteit is gangbaar binnen de beroepsgroep. De vriendin van klager, die
korte tijd werkzaam was in de inrichting, had kennis kunnen nemen van privacygevoelige gegevens van patiënten. Er was sprake van een relatie tussen klager en de ex-medewerker. Dat heeft de aanleiding gevormd voor de genomen maatregelen. Ook indien nog
enkel sprake is van een kennismakingsperiode bij de aanvang van de werkzaamheden, krijgt een medewerker veel informatie. In de praktijk wordt veel gedeeld tussen het personeel. Het protocol ziet op de relatie tussen het personeel en de inrichting en
niet op die tussen een verpleegde en de inrichting. Ook andere keuzes zijn mogelijk.

3. De beoordeling
Aangezien het beroep gedeeltelijk gegrond zal worden verklaard, wijst de beroepscommissie het verzoek van klager om de behandeling van het beroep aan te houden af.

a.
Uit de stukken komt naar voren dat klager een relatie heeft gehad met een personeelslid van de inrichting. Alhoewel de betreffende medewerkster voor slechts een korte periode in dienst is geweest bij de inrichting, is de beroepscommissie van oordeel
dat
dit feit voldoende grond vormt voor het tijdelijk weigeren van contacten tussen klager en het betreffende (ex)-personeelslid. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep
zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
De wettelijke grondslag voor het weigeren van bezoek en telefooncontact is artikel 37, derde lid en artikel 38, derde lid, van de Bvt. Deze maatregelen kunnen telkens voor een periode van ten hoogste vier weken worden opgelegd. De aan klager opgelegde
beperkende maatregelen zijn verlengd op 15 oktober 2010 en 11 november 2010. Het hoofd van de inrichting heeft verwezen naar het Gedragsprotocol integriteit als grondslag voor de bedoelde beperkingen voor de duur van zes maanden. Echter, dit protocol
geldt binnen het verband van de arbeidsrelatie tussen het personeel en de inrichting en kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet dienen als grondslag voor te nemen beperkende maatregelen. Alleen op de in artikel 35, derde lid, van de Bvt
genoemde gronden is een verlenging van de inperkende maatregelen mogelijk en deze kunnen telkens slechts met vier weken worden verlengd. Nu onbetwist is dat de verlengingen van de maatregelen steeds zijn gegrond op voormeld protocol met het oog op een
zes maanden durende beperking van de contacten tussen klager en zijn (ex-)vriendin en niet bij deze verlengingen een nieuwe afweging heeft plaatsgevonden, kunnen de bestreden beslissingen niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven