Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0719/GA, 24 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/719/GA

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2011 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2011, gehouden in de locatie Noordsingel Rotterdam, zijn gehoord klager en diens raadsvrouw, mr. D.S. Lösing, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie te Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het zich misdragen tijdens het verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een disciplinaire straf opgelegd vanwege een incident tijdens verlof. Klager is tijdens zijn verlof aangehouden en in verzekering gesteld wegens de verdenking dat hij zijn ex-vrouw had bedreigd en is door de politie naar de inrichting
teruggebracht. Het gegeven dat klager een fles drank bij zich had toen hij terugkeerde, is niet in de beschikking opgenomen. De reden daarvoor is de directeur niet bekend. De directeur gaat er vanuit dat dit wel met klager is besproken. Het
bewaardersarrest heeft inderdaad te lang geduurd, namelijk 17 uur.
De locatie De Schie heeft niet veel strafcellen. Wanneer er een tekort ontstaat, wordt een afweging gemaakt welke gedetineerden het meest geschikt zijn hun straf op eigen cel uit te zitten. Het is dus puur een capaciteitsprobleem geweest dat ertoe
heeft
geleid dat klager zijn straf op eigen cel heeft uitgezeten.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht.
Klager is inmiddels tot twee weken voorwaardelijk veroordeeld voor het feit dat ten grondslag lag aan de disciplinaire straf. De reden dat hij tegen deze veroordeling niet in beroep is gegaan, heeft te maken met zijn eventuele verlofmogelijkheden.
Klager hoopte opnieuw in aanmerking te komen voor verlof en een zaak die nog niet onherroepelijk was geworden, zou hieraan in de weg staan.
Het rapport van 24 oktober 2010 zat ten tijde van de behandeling van het beklag niet bij de stukken. Inmiddels is gebleken dat het rapport klager wel was aangezegd.
Klager heeft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd gekregen. Na daar één nacht verbleven te hebben heeft hij een urine- en blaastest ondergaan en is hij naar leefstijltraining gegaan. Vervolgens kreeg hij te horen
niet terug te hoeven naar de strafcel, maar dat hij naar zijn eigen cel moest gaan. Als een straf van opsluiting in een strafcel niet noodzakelijk wordt geacht, vraagt klager zich af waarom een straf dan überhaupt nog nodig was. De ernst van de zaak
wordt hiermee teniet gedaan, vooral in vergelijking met de manier waarop de zaak eerder werd benaderd. De zaak werd heel hoog opgenomen en vervolgens kreeg klager zonder enige onderbouwing ineens een ‘lichtere’ straf.

3. De beoordeling
De disciplinaire straf is aan klager opgelegd op grond van een rapport van 24 oktober 2010. Blijkens dat zich bij de stukken bevindende rapport is deze verslaglegging aan klager meegedeeld. De beklagcommissie heeft dus ten onrechte geoordeeld dat het
rapport niet aan klager is aangezegd, dit mogelijk vanwege het feit dat het rapport van 24 oktober 2010, anders dan een aanvullend rapport van 25 oktober 2010, destijds niet bij de stukken zat. Dit heeft derhalve ten onrechte - mede - geleid tot
gegrondverklaring van het beklag.
Voorts overweegt de beroepscommissie dat klager door de ‘omzetting’ van de disciplinaire straf van tenuitvoerlegging in de strafcel in een tenuitvoerlegging op eigen cel omdat er te weinig strafcellen beschikbaar waren, niet in zijn belangen is
geschaad.
Voor wat betreft het opleggen van de disciplinaire straf komt de beroepscommissie, anders dan de beklagcommissie, tot het oordeel dat de directeur in redelijkheid hiertoe kon beslissen. De feiten die op het moment dat klager vanuit de
inverzekeringstelling terugkwam in de inrichting bekend waren, vormden voldoende grond voor het oordeel dat klager zich tijdens het verlof had misdragen en voor de beslissing om aan klager daarom een disciplinaire straf op te leggen.
Vaststaat dat het bewaardersarrest na terugkeer van klager in de inrichting te lang heeft geduurd. In zoverre heeft de beklagcommissie het beklag terecht gegrond verklaard. Die omstandigheid leidt ertoe dat het beroep van de directeur ongegrond is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in voege als voormeld met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en prof. dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 24 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven