Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2786/GV, 26 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2786/GV

betreft: [klager] datum: 26 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het gerechtshof heeft de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf verlaagd naar 21 maanden, waardoor klagers einddatum valt over circa drie maanden. De situatie is dus wel degelijk
gewijzigd. Klager heeft de indruk dat het hem kwalijk wordt genomen dat hij eerder beroep heeft ingesteld. Klager verwacht niet dat het advies van de politie [...] zal veranderen. Dat de aanvraag voor verlof te vroeg is ingediend, is klager niet
bekend.
Dat is een zaak voor het BSD. Klager wil alsnog verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Er zijn meerdere punten die een verlof ongewenst maken. Daarnaast is de aanvraag te vroeg ingediend en op een moment dat nog een beroepsprocedure bij de beroepscommissie liep
over de vorige afwijzing. De gronden voor afwijzing gelden nog steeds. De Staatssecretaris verwijst naar de eerdere afwijzingsbeslissing. Vooral het feit dat klager zich in het verleden meerdere malen niet heeft gehouden aan afspraken en na vier
maanden
na beëindiging van de ISD-maatregel weer met Justitie in aanraking is gekomen, leidt tot de conclusie dat hij kennelijk weinig of niets heeft geleerd van de opgelegde ISD-maatregel. In maart 2011 is opnieuw aangifte gedaan van bedreiging en afpersing.
Dit betekent dat er behoorlijke risico’s bestaan wanneer hij buiten komt. De Staatssecretaris heeft dan ook opnieuw geen vertrouwen in het goed verlopen van een verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Voor klagers derde verlofaanvraag zijn geen externe adviezen opgevraagd. De directeur verwacht dat deze niet zullen afwijken van de
eerder gegeven adviezen. Deze eerdere adviezen hielden in dat de advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem bezwaar heeft tegen algemeen verlof. De politie Amsterdam heeft positief geadviseerd en geen bezwaar tegen het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens afpersing. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 21 november 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat bij de naderende einddatum van klagers detentie, zijn belang om zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden steeds zwaarder zal wegen ten opzichte van de risico’s die verlofverlening met zich meebrengen.
Desalniettemin is de beroepscommissie van oordeel dat ook thans bij afweging van deze belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b, d en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, de beslissing van de
Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Klager heeft zich tijdens een vorige detentie driemaal onttrokken aan zijn detentie. De laatste onttrekking dateert uit maart 2009. Verder is klager na beëindiging van de
ISD-maatregel binnen vier maanden gerecidiveerd en aangehouden voor vermogensdelicten. Dit patroon van recidive lijkt zich ook tijdens de huidige detentie voort te zetten nu op 28 maart 2011 jegens klager aangifte is gedaan wegens bedreiging en
afpersing. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 26 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven