nummer: 11/2752/GV
betreft: [klager] datum: 26 september 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht om zijn zieke vader te bezoeken die hij al vijf maanden niet heeft gezien. Het klopt dat klager negen jaar eerder bij strafonderbreking ontvlucht is geweest. Klager is daarna al vier keer eerder met
incidenteel verlof geweest en hij heeft zich telkens goed gedragen. Klager heeft er vrede mee dat hij een afzonderingsmaatregel heeft moeten ondergaan vanwege alcoholconsumptie en het slikken van pillen (vetverbranders). Maar nu wordt zijn vader
gestraft voor klagers gedrag in de inrichting. De conditie van klagers vader is niet veranderd. Desgevraagd heeft klager aan het afdelingshoofd verteld dat zijn vader gelukkig niet terminaal ziek is, maar dat hij niet kan reizen. Het is niet
noodzakelijk dat klagers vader terminaal ziek dient te zijn.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens een eerdere detentie is klager vijf maanden ontvlucht geweest. Klager heeft op 11 juli 2011 een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens overmatig drankgebruik in de familiekamer. Hij had ook twee zakjes contrabande in zijn bezit. Klager
heeft verklaard dat zijn vader ziek is, maar niet terminaal. Een terminale ziekte is inderdaad geen vereiste voor omgekeerd bezoek, maar kennelijk vond klager het nodig om op dergelijke wijze over zijn vader te spreken. Het is aan klager om te laten
zien dat er bij een volgend verzoek wel voldoende vertrouwen is in een goed verloop van het omgekeerd bezoek.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Er is sprake geweest van overmatig alcoholgebruik en een poging tot invoer van contrabande, hiermee heeft klager laten zien dat hij zich niet aan de
regels kan houden waardoor er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof.
Het Openbaar Ministerie adviseert negatief vanwege het gevaar van maatschappelijke onrust, de mogelijkheid van negatieve mediabelangstelling, confrontatiegevaar met nabestaanden en vluchtgevaar gezien klagers lange vrijheidsstraf.
Het BIMA heeft in een eerder stadium na overleg met de arts omgekeerd bezoek geïndiceerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 16 jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – handelingen strafbaar gesteld bij de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 augustus 2013.
In het dossier bevindt zich het inrichtingsadvies van 22 augustus 2011. Hieruit volgt dat klager op 11 juli 2011 disciplinair is gestraft wegens overmatig drankgebruik en het bezit van twee zakjes contrabande. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. De beroepscommissie is overigens ook van oordeel dat de noodzaak voor het gevraagde verlof onvoldoende is
onderbouwd. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 september 2011
secretaris voorzitter