Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1647/GB, 26 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1647/GB

Betreft: [klager] datum: 26 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.A. Dronkers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot detentiefasering afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 mei 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 23 september 2010 in het huis van bewaring van de locatie Roermond. De fictieve einddatum van detentie is gesteld op 21 mei 2012.Uit telefonische informatie van de secretaris bij het
Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch is gebleken dat op 23 november 2011 klagers strafzaak in hoger beroep wordt behandeld.
De selectiefunctionaris heeft op 16 september 2011 beslist klager te selecteren voor de gevangenis van de penitent1iaire inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 4 februari 2011 door de Rechtbank te Maastricht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest wegens een poging tot doodslag. Zowel het Openbaar Ministerie (OM) als klager hebben tegen het vonnis
hoger beroep ingesteld.
Klager ontkent de feiten te hebben gepleegd en de Rechtbank heeft hem voor een belangrijk deel in zijn stelling gevolgd. Er is geen enkele grond om aan te nemen dat klager zich tijdens een plaatsing in een inrichting met een meer open karakter
schuldig
zal maken aan een strafbaar feit, dan wel een vluchtpoging zal ondernemen.
Klager lijdt aan de ziekte van Crohn en aan de huidaandoening eczeem. Hij volgt, ook tijdens detentie, (licht)therapie in het ziekenhuis. Verder lijdt hij aan reuma. Klagers conditie verslechtert en het verblijf in de penitentiaire inrichting (p.i.) is
schadelijk voor zijn gezondheid. Klager is tijdens zijn detentie vader geworden en het contact met zijn dochter is minimaal. Plaatsing in een meer open inrichting zou aan dit contact een positieve impuls leveren en ook zeer goed zijn voor zijn
lichamelijke conditie.
Mevrouw B, die woonde op het door klager opgegeven verlofadres, heeft part noch deel gehad aan het aantreffen van de hennep in de kelderbox. Mevrouw B. is niet ontslagen, maar heeft zelf ontslag genomen bij de politie Zij is een goede steun voor klager
en het is volstrekt niet reëel om haar adres ongeschikt te bevinden als verlofadres.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar na een eis van het OM van tien jaar. Op 13 mei 2011 is klagers verzoek om verlof in het kader van de Algemene Verlofregeling Gedetineerden (AVG) afgewezen. Er ligt een negatief advies van het
OM en de politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, waar in het verleden een drogerij voor henneptoppen is aangetroffen.
Alleen al op grond van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres dient de detentiefasering te worden afgewezen. De directie van de locatie Roermond heeft eveneens negatief geadviseerd. De medische en de privé-situatie van klager doet niets af aan
de criteria voor plaatsing in een meer open setting.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In het e-mailbericht van 20 april 2011 van de Politie Limburg-Noord aan de p.i. Roermond wordt negatief geadviseerd over het verlofadres. Door de raadsman is aangegeven dat mevrouw B. daar niet meer woont, maar klager heeft geen nieuw
verlofadres opgegeven. In het advies van 8 april 2011 van het OM wordt aangegeven dat doorplaatsing naar een minder streng regime onder geen beding doorgang mag vinden in verband met de te verwachten grote maatschappelijke onrust. Er is sprake van een
recente veroordeling tot een gevangenisstraf van drie jaar, na een veel hogere strafeis. Het OM en klager hebben hoger beroep ingesteld. Nu als gevolg van het delict een familielid van klager door een kogel is gedood, is het niet gepast thans over te
gaan tot het verlenen van vrijheden. Er bestaat vrees voor escalatie bij confrontatie met de directe belanghebbenden in deze zaak. Voorafgaand aan de detentie is sprake geweest van wapenbezit in de directe sfeer van klager of zijn familie.
Gezien het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven