nummer: 11/2525/GV
betreft: [klager] datum: 13 september 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.K. Ramdas, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.K. Ramdas om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is niet klagers beslissing geweest om tijdens de detentie te trouwen doch die van de hindoepriester. De priester stelt namelijk de juiste tijd voor de huwelijkssluiting vast door te kijken naar de
stand van de sterren en de planeten.
Op grond van artikel 570b van het Wetboek van Strafvordering jo artikel 26, derde lid, van de Pbw en artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is de Staatssecretaris bevoegd om aan een gedetineerde
strafonderbreking te verlenen voor een huwelijk.
Gelet op de weigeringsgronden van artikel 4 van de Regeling had het in de rede gelegen om klager strafonderbreking te verlenen. De beslissing van de Staatssecretaris is onredelijk en heeft tot gevolg dat klager en zijn toekomstige levenspartner een
schuld aan derden van ongeveer € 35.000,= zal overhouden, temeer nu de huwelijksplechtigheid gefinancierd is met geld van derden.
Vóór de detentie zijn in samenspraak met de hindoepriester zalen afgehuurd alsook overige ceremoniële zaken geregeld om de huwelijksplechtigheid te laten plaatsvinden.
Gezien de bijzondere omstandigheden, waarin klager verkeert, dient hij in staat te worden gesteld om de huwelijksplechtigheid te ondergaan. De weigering om hem strafonderbreking te verlenen moet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De data voor het huwelijk waren 11 tot en met 13 augustus 2011. Klager heeft verzocht om strafonderbreking tot en met 15 augustus 2011.
In de afwijzende beslissing is aangegeven dat klager een verzoek kon doen aan de directeur van de locatie Westlinge om het geplande regimair verlof te verzetten om aan de ceremonie deel te nemen. Volgens de registratiekaart is dat ook gebeurd. Klager
heeft van 12 augustus 2011 tot en met 14 augustus 2011 (regimair) verlof genoten. Het huwelijk en de rituelen hebben in dat weekend plaatsgevonden.
Klager bepaalt zelf of hij wil trouwen. Hij had kunnen weten dat in het huwelijk treden tijdens detentie niet vanzelfsprekend is. Dat hij zonder zeker te zijn van te verlenen vrijheden een huwelijk regelt c.q. laat regelen is niet zonder risico. Hij
beslist zelf over een huwelijk. Strafonderbreking wordt niet noodzakelijk geacht en had aansluitend aan de detentie kunnen plaatsvinden. Klager had ook de directeur kunnen verzoeken of het huwelijk in de locatie Westlinge gesloten kon worden. Dit is
niet ongebruikelijk.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag tot en met 14 augustus 2011.
De advocaat-generaal heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft het door klager opgegeven verlofadres akkoord bevonden.
Een medewerker van het b.s.d. bij de locatie Westlinge heeft op 2 september 2011 telefonisch aan het secretariaat van de Raad meegedeeld dat het juist is dat in de periode van 12 augustus 2011 tot en met 14 augustus 2011 klager regimair verlof is
verleend en dat de huwelijksplechtigheid zich in die periode heeft voltrokken.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De datum van invrijheidstelling is bepaald op 7 mei 2012.
Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Nu de directeur van de inrichting klager in de gelegenheid heeft gesteld om zijn regimair verlof te verzetten, opdat hij alsnog buiten de inrichting in het huwelijk kon treden en dit huwelijk ook in die periode is voltrokken, is de beroepscommissie van
oordeel dat, gelet op het hiervoor vermelde, de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 september 2011
secretaris voorzitter