Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1560/GB, 12 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1560/GB

Betreft: [klager] datum: 12 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van locatie Noordsingel de Ent Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 oktober 2009 gedetineerd. Hij verblijft thans in de locatie De Boschpoort Breda.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij recht heeft op een plaatsing in een z.b.b.i. Hij is in februari 2011 met verlof geweest en heeft toen, voordat het verlof inging, medegedeeld dat hij een nacht bij zijn vriendin zou verblijven en verder op zijn verlofadres
zou zijn. De inrichting keurde dit goed. Klager heeft dus niet alleen bij zijn vriendin verbleven. Klager heeft eerder om plaatsing in een b.b.i. verzocht en dat is toen afgewezen omdat klager de COVA-training nog niet had afgerond. Die training heeft
hij inmiddels afgerond. Klager komt op korte termijn in vrijheid. Kennelijk wil justitie hem de hele straf in een gesloten inrichting houden. Klager heeft zich steeds aan alle afspraken gehouden, nooit disciplinaire straffen gekregen en nooit heeft er
iemand last van hem gehad.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Gedurende zijn verblijf in de gevangenis te Krimpen aan den IJssel heeft verzoeker drie keer algemeen verlof aangevraagd. Daarna is, bij gelegenheid van een volgende verlofaanvraag, bekend geworden dat klager tijdens zijn twee voorgaande verloven niet
op het door hem opgegeven adres heeft verbleven. Klager heeft toen erkend bij een kennis te zijn geweest die hij had leren kennen tijdens zijn detentie. Tijdens dat verblijf zijn dingen voorgevallen tussen klager, zijn ex-vriendin en die kennis, die de
geloofwaardigheid van klager ten aanzien van vrijheidsverlening aantasten. Daarom was er bij de directeur geen vertrouwen (meer) in een goed verloop van een nieuw verlof. De laatste verlofaanvraag is daarom afgewezen. Klager vraagt om plaatsing in de
z.b.b.i. in Rotterdam. De bewoner van het verlofadres heeft niet gereageerd op het verzoek om zijn goedkeuring aan het verblijf van klager tijdens verlof te verlenen. De politie Rotterdam adviseert negatief inzake het verlofadres omdat de bewoner
onlangs zelf uit detentie is gekomen en klager een rijke geschiedenis aan vermogensdelicten heeft, waardoor de kans op recidive groot wordt geacht.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris het door klager opgegeven verlofadres, gelet op het in het selectieadvies verwoorde advies van de politie Rotterdam, niet aanvaardbaar heeft kunnen achten. Nu op grond van artikel
2,
eerste lid aanhef en onder f, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, het beschikken over een aanvaardbaar verlofadres een vereiste is voor plaatsing in een z.b.b.i., kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op12 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven