Nummer: 11/1306/GB
Betreft: [klager] datum: 20 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R.A.J. Delescen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Roermond ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 12 februari 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) Maastricht. Op 19 april 2011 is hij overgeplaatst naar de locatie Roermond, waar hij op een afdeling extra zorgvoorziening (EZV) verblijft.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De gedragsdeskundige is ten onrechte van oordeel dat de geestesgesteldheid van klager zodanig is dat langer verblijf in een PPC niet nodig is. Klager lijdt aan een vitaal depressief
toestandsbeeld en is suïcidaal. De ernst van de situatie staat overplaatsing in de weg. Indien deze overplaatsing toch wordt overwogen, dan dient een nieuw onderzoek door een andere gedragsdeskundige te worden uitgevoerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Door de gedragsdeskundige van het PPC locatie Maastricht is geconstateerd dat een langer verblijf aldaar niet langer geïndiceerd is. Er is geen aanleiding om te
twijfelen aan het oordeel van de gedragsdeskundige. Het advies was om klager te plaatsen op de EZV. Klager kan terecht bij de gedragsdeskundige van de locatie Roermond en indien nodig kan hij worden overgeplaatst naar een PPC.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Roermond is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De selectiefunctionaris heeft klager geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Roermond nu op grond van het advies van de gedragsdeskundige van het PPC te Maastricht een verblijf in het PPC niet langer geïndiceerd is. In het selectieadvies
is hierover het volgende te lezen:
“Betrokkene werd opgenomen vanwege een verhoogd suïciderisico. Bij opname werd dit risico laag geschat. Betrokkene is uitgebreid onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Momenteel is de psychische toestand gestabiliseerd. Betrokkene functioneert goed op
de afdeling: houdt zich aan regels en afspraken, gedraagt zich correct t.a.v. patiënten en het personeel, heeft een leiderspositie binnen de groep weten te verwerven. Betrokkene is het niet eens met onze beslissing om een selectieprocedure op te
starten. Hij voelt zich naar eigen zeggen niet goed en zegt dat het risico op suïcide nog steeds te groot is, toont tekenen van oppervlakkige automutilatie. We hebben echter redenen om aan te nemen dat er geen suïcidegevaar is en menen dat hij de
automutilatie inzet om een overplaatsing tegen te houden. Zijn positie binnen de groep is voor hem immers erg kostbaar. Hij wil dit liever niet opgeven. We vinden dit echter geen geldige reden om zijn verblijf hier te continueren en hebben besloten de
selectieprocedure tegen de wil van betrokkene op te starten.”
Klager heeft “in het kader van de zorgvuldigheid” verzocht om een nader onderzoek van een gedragsdeskundige. De beroepscommissie acht de onderbouwing van dit verzoek onvoldoende specifiek en wijst dit verzoek daarom af. Daarbij komt het volgende. Het
advies is plaatsing op de EZV. Klager kan indien het slechter met hem gaat, aldaar contact opnemen met de aan die afdeling verbonden gedragsdeskundige.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van A. Verwest, secretaris, op 20 juli 2011
secretaris voorzitter