Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2380/SGA, 28 juli 2011, schorsing
Uitspraakdatum:28-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2380/SGA

Betreft: [klager] datum: 28 juli 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 25 mei 2011, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting voor een
met name genoemde bezoeker voor de duur van twaalf maanden, ingaande op 25 mei 2011 om 16.30 uur en eindigend op 11 mei 2012 om 16.30 uur. Deze maatregel is verzoeker op 11 mei 2011 in de p.i. Amsterdam opgelegd omdat betreffende bezoeker zich in de
bezoekzaal ernstig had misdragen door fysiek geweld te plegen naar het personeel van de inrichting waarbij door die bezoeker is gespuugd naar het personeel hetgeen een gevaar voor besmetting met zich meebracht. Nadat verzoeker op 25 mei 2011 was
overgeplaatst naar de p.i. Almere, heeft de directeur van de p.i. Almere de door de directeur van de p.i. Amsterdam opgelegde maatregel overgenomen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het door de raadsman van klager meegezonden afschrift van het klaagschrift van 17 juni 2011 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Amsterdam van 28 juli 2011 en de
inlichtingen
van de directeur van de p.i. Almere van 29 juli 2011.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens klager is het verzoek schriftelijk toegelicht.

De directeur van de p.i. Amsterdam en de directeur van de p.i. Almere hebben hun standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Op grond van het bepaalde in artikel 6 van de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen (Stcrt. 20 april 2006, nr. 77 / pag. 10) (hierna: de Regeling) kan slechts in een drietal in dat artikel
vermelde gevallen een weigering van bezoek voor de duur van twaalf maanden worden opgelegd. In andere gevallen wordt, zo komt naar voren uit de toelichting van de Minister op de wijziging van artikel 38 van de Pbw (TK 2005-2006, 30171, nr. 6),
aansluiting gezocht bij de eerdere (maximale) duur van dergelijke ontzeggingen, te weten drie maanden. Nu er geen sprake is van een van de gevallen als bedoeld in artikel 6 van de Regeling, is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – genomen in strijd met een wettelijk voorschrift, voorzover de ontzegging van de toegang langer duurt dan drie maanden. Op deze grond komt de bestreden beslissing voor schorsing in aanmerking voor zover daarin de ontzegging de duur van drie
maanden te boven gaat. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

Ten aanzien van het resterende deel van de bestreden beslissing geldt dat naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk is geworden dat de betreffende bezoeker zich tijdens het bezoekuur in de p.i. Amsterdam ernstig heeft
misdragen.
Die misdraging rechtvaardigt – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de oplegging van onderhavige maatregel voor de duur van drie maanden. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

De voorzitter merkt daarbij nog op dat het de directeur uiteraard vrij staat om de betreffende maatregel, indien de noodzaak daarvan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen nog bestaat, met drie maanden te verlengen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en schorst de tenuitvoerlegging van de betreffende maatregel met ingang van 11 augustus 2011 om 16.30 uur, tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 juli 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven