Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1239/GB, 19 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1239/GB

Betreft: [klager] datum: 19 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.C. Fransen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein of de p.i. Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Almere.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager voelt zich al geruime tijd gediscrimineerd door het personeel in de p.i. Almere. Een poging tot overleg met het Bureau Selectie- en Detentiebegeleiding heeft niet tot resultaat geleid. Nu
klager ook geen familie en vrienden heeft in Nederland, maakt dit zijn detentieperiode nog zwaarder. Klager wil graag op korte termijn worden overgeplaatst worden naar de p.i. Nieuwegein of de p.i. Alphen aan den Rijn. Uit artikel 3 van het EVRM volgt
dat nadelige gevolgen van detentie louter moeten zien op vrijheidsontneming. De wijze waarop klager behandeld wordt door het personeel ervaart hij als extra straf. Aan de afwijzing van het verzoek zijn te weinig redenen ten grondslag gelegd. Deze
beslissing lijkt te zijn gebaseerd op willekeur. Namens klager wordt verzocht het beroep op zitting te behandelen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een voorlopig gehechte gedetineerde dient zo dicht mogelijk bij het parket van insluiting, in dit geval het arrondissementsparket te Amsterdam, te worden
ondergebracht. De directeur heeft negatief geadviseerd. Het feit dat klager moeite heeft met de wijze waarop hij behandeld wordt door het personeel, biedt onvoldoende grond voor overplaatsing. Klager kan ten aanzien van deze klachten in beklag bij de
beklagcommissie.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere gevallen
wordt een uitzondering gemaakt. De selectiefunctionaris heeft kunnen aannemen dat van dergelijke omstandigheden geen sprake is. Klager heeft zich in algemene termen beroepen op artikel 3 van het EVRM. Daaraan kan nu niet nader is aangegeven waarin de
schending van die bepaling zou bestaan, voorbij worden gegaan. De wijze waarop klager zegt te worden behandeld door het personeel, te minder nu de door klager verwoorde verwijten aan het adres van de inrichtingswerkers in algemene bewoordingen zijn
gesteld en niet concreet zijn onderbouwd, kan evenmin bij de beoordeling worden betrokken.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van A. Verwest, secretaris, op 19 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven