Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1312/TR, 31 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1312/TR

betreft: [klager] datum: 31 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J.A. Verhoeven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 april 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord mr. R.J.A. Verhoeven, vervanger van klagers huidige raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens de Staatssecretaris, [...],
werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Klager heeft tijdens vervoer naar de zitting een paniekaanval gekregen, waardoor hij is teruggebracht naar de inrichting van verblijf. Om die reden heeft de
beroepscommissie klager via mr. R.J.A. Verhoeven in de gelegenheid gesteld om binnen een week desgewenst zijn beroep schriftelijk nader toe te lichten. De op 27 juli 2011 ontvangen nadere toelichting van klager en de op 23 augustus 2011 ontvangen
werkgeversverklaring zijn ter kennisneming aan de Staatssecretaris gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof ingetrokken.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 28 maart 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 3 augustus
2006 in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Eerder verbleef hij in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. Vanaf 16 juni 2010 is door de Staatssecretaris machtiging verleend tot het verlenen van onbegeleid verlof. Op 1 april 2011 heeft de
Oostvaarderskliniek melding van een bijzonder voorval met betrekking tot klager gedaan. Bij brief van 15 april 2011 heeft de Oostvaarderskliniek de Staatssecretaris verzocht om ‘toestemming voor voortzetting van een zeer ingeperkte invoering van
onbegeleid verlof’ en een evaluatie onbegeleid verlof 2011 toegezonden. De Staatssecretaris heeft de machtiging onbegeleid verlof op 28 april 2011 ingetrokken. Op 29 april 2011 heeft de Staatssecretaris de Oostvaarderskliniek bericht dat de evaluatie
van het verlof niet in behandeling wordt genomen vanwege de intrekking van de verlofmachtiging.

3. De standpunten
Namens klager is in de procedure tot en met de zitting het beroep als volgt toegelicht.
De intrekking van de verlofmachtiging is disproportioneel. Het gaat om een geringe schending van verlofvoorwaarden waartegenover een groot resocialisatiebelang van klager staat. Klager heeft geen XTC en/of heroïne gebruikt. Hij is eerlijk geweest over
het drinken van een aantal glazen bier en het gebruik van een kleine hoeveelheid cocaïne. Klager heeft ook deelgenomen aan de urinecontrole. Hij heeft geen strafbare feiten gepleegd of overlast bezorgd en is, zij het later dan afgesproken, gewoon naar
de inrichting teruggekeerd. Klager heeft niet veel verteld over het gebeuren. Hij wilde met zijn gedrag laten zien dat hij niet meer agressief wordt en was er van uitgegaan dat hij daardoor pas op de plaats zou moeten maken, maar niet dat zijn
verlofmachtiging zou worden ingetrokken en hij een jaar geen verlof meer zou hebben. Klager wordt daardoor onevenredig hard getroffen. De Staatssecretaris had een goede belangenafweging moeten maken. Klager was goed op gang met zijn behandeling tot
deze
eenmalige terugval. De inrichting ziet een mogelijkheid om klager verder te resocialiseren en lering te laten trekken uit deze terugval. Klager is nu zijn baan bij het restaurant in Almere kwijt. Naar verwachting zal de werkgever klager wel weer willen
aannemen, omdat deze zeer tevreden over hem was. Werk in de horeca is niet risicovol voor klager. Klagers urine is bij controles steeds schoon.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep in de procedure tot en met de zitting het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager kan niet in het beroep worden ontvangen, nu de verlofmachtiging - zonder intrekking - op 15 juni 2011 zou zijn verlopen en volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie geen recht op verlof bestaat.
Indien anders wordt geoordeeld, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. De Staatssecretaris is op grond van artikel 17, vierde lid, Verlofregeling TBS en artikel 53, derde lid, Regeling verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) bevoegd een
verlofmachtiging in te trekken. De intrekking van klagers verlofmachtiging is gerechtvaardigd. Klager heeft duidelijk alle verlofvoorwaarden fors overtreden. In het licht van zijn indexdelict en de risicofactoren is daardoor sprake van een
onaanvaardbaar veiligheidsrisico bij verlof, waarmee verdere verlofverlening niet te verenigen valt. Uitgangspunt is dan, ook als het al langer goed gaat en sprake is van werk buiten de inrichting, dat de verlofmachtiging wordt ingetrokken. Dit geldt
ook als de inrichting de verlofmachtiging voortgezet wenst te zien.
Er is geen informatie over een volgens de Oostvaarderskliniek opgestart rechercheonderzoek ontvangen.
Als de Oostvaarderskliniek een aanvraag voor een machtiging begeleid verlof indient, zal de Staatssecretaris daar naar kijken.

Klager heeft na de zitting in zijn brief van 26 juli 2011 het volgende naar voren gebracht.
Hij heeft in de inrichting geleerd waar zijn risico’s liggen en hoe hij in een risicovolle situatie adequaat kan reageren en handelen. Hij maakt zijn gevoelens en gedachten bespreekbaar, zodat voor een ander duidelijk is wat er in hem omgaat. Hij heeft
gedurende twee jaar met succes begeleid verlof gehad en heeft in de fase van onbegeleid verlof werk gevonden en diploma’s behaald. Hij had inmiddels een werkweek van 32 uur. Op de werkvloer was alcohol aanwezig. Hij had het standpunt ingenomen geen
alcohol meer te nuttigen en voelde zich daar goed bij. Dit was ook regelmatig gespreksonderwerp zowel op de werkvloer als in de inrichting. Tijdens zijn onbegeleid verlof op 31 maart 2011 heeft hij op een terrasje in eerste instantie frisdrank besteld.
Hij vroeg zich af hoe hij nu op alcohol zou reageren. In het verleden werd hij daar agressief van. Men ging er altijd van uit dat hij bij alcoholgebruik automatisch agressief zou worden, maar na elf jaar behandeling is hij er achter gekomen dat alcohol
niet het probleem is, maar hoe je in het leven staat en welke gemoedstoestand er is. Hij heeft die dag in totaal negen glazen bier en een kleine hoeveelheid cocaïne gebruikt. Hij heeft ook prostituees bezocht, was telefonisch niet bereikbaar en was
niet
op de afgesproken tijd terug in de inrichting. Hij heeft geen delicten gepleegd. Dit is dan ook uit het politieonderzoek gebleken. Wat hem betreft is deze schending van verlofvoorwaarden een eenmalige actie geweest. Hij had gehoopt er in zijn
behandeling mee aan de slag te gaan en ervan te kunnen leren. Een jaar lang geen verlof is een straf waardoor hij niet verder kan met zijn behandeling vanaf het punt waar het spaak is gelopen. Ook de inrichting is van mening dat het belangrijk is dat
hij de stijgende lijn, die er was, met kleine stappen weer kan gaan oppakken op de door de inrichting voorgestane manier.

4. De beoordeling
Tegen de intrekking van een, op het moment van het nemen van de beslissing, geldige verlofmachtiging staat op grond van artikel 69, eerste lid, aanhef en onder c, Bvt beroep open. Vaststaat dat de Staatssecretaris op 28 april 2011 klagers
verlofmachtiging heeft ingetrokken en dat die machtiging zonder die beslissing een geldigheidsduur tot 15 juni 2011 had, terwijl de inrichting heeft verzocht om voortzetting van de verlofmachtiging en daartoe een evaluatie van het verlof had ingediend.
Klager kan daarom in het beroep worden ontvangen.

Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging bij overtreding van de verlofvoorwaarden intrekken.

Vaststaat dat klager tijdens onbegeleid verlof alcohol en drugs heeft gebruikt, een prostituee heeft bezocht, langdurig telefonisch niet bereikbaar is geweest, na telefonische opdracht van de Oostvaarderskliniek om terug te keren nog een keer een
prostituee heeft bezocht en ruim zeven uur te laat in de inrichting is teruggekeerd.
In het licht van de door de inrichting beschreven risicofactoren - waaronder gebruik van alcohol en drugs en seksueel contact met willekeurige vrouwen die zelf ook makkelijk seksueel contact met anderen hebben - en klagers indexdelict heeft de
Staatssecretaris in redelijkheid kunnen beslissen tot intrekking van de machtiging onbegeleid verlof vanwege aanwezigheid van een onaanvaardbaar veiligheidsrisico bij onbegeleid verlof.

Krachtens artikel 17, vierde lid, Verlofregeling TBS (Stcrt. 2010, nr. 21597, 31 december 2010) wordt, ingeval van intrekking van de machtiging onbegeleid verlof naar aanleiding van ongeoorloofde afwezigheid korter dan 24 uur, gedurende tenminste één
jaar geen nieuwe verlofmachtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten.
De beroepscommissie gaat er van uit dat de Staatssecretaris bij zijn beslissing op een nieuwe verlofaanvraag binnen dat jaar ten volle rekening zal houden met het zwaarwegende karakter van de persoonlijke omstandigheden die zich tegen het niet opnieuw
verlenen van verlof binnen een jaar kunnen verzetten en daarbij zal betrekken het door de Oostvaarderskliniek in het verzoek van 15 april 2011 tot voortzetting van de verlofmachtiging en de evaluatie onbegeleid verlof 2011 gemotiveerde standpunt over
het verloop van klagers behandeling, de te verwachten stagnatie in klagers ontwikkeling door intrekking van de verlofmachtiging en de door de kliniek voorgestelde aanscherping van het risicomanagementsplan. Klager heeft aangegeven zich in die
beperktere
vorm van verlof te kunnen vinden.

Gelet op het hiervoor overwogene kan de beslissing tot intrekking van de machtiging onbegeleid verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven