Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0810/GA, 24 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/810/GA

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2011 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2011, gehouden in de locatie Noordsingel Rotterdam, zijn gehoord klager en diens raadsvrouw, mr. D.S. Lösing, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie te Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot intrekking van klagers verlofregeling.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing klagers verloven in te trekken is mondeling aan klager meegedeeld, maar niet schriftelijk bevestigd. Deze gang van zaken was destijds gebruikelijk. Het betrof, anders dan de beklagcommissie meende, geen disciplinaire straf.
In het ISD-traject worden door de gedetineerde stappen gezet. Wanneer een incident plaatsvindt, moet een stap terug worden gedaan. Op het moment dat klager terugkwam in de inrichting, wist de directeur niet wat er precies was gebeurd. Vast stond op dat
moment dat er iets was gebeurd dat niet in het traject thuishoorde. Klager had hierdoor bovendien geen aanvaardbaar verlofadres meer; dat verlofadres was bij zijn ex-echtgenote, die tegen klager aangifte had gedaan van bedreiging tijdens het verlof.
Na het incident is onbekend gebleven hoe de relatie tussen klager en zijn ex was. Klager werkte in die periode zelfstandig op een kwekerij. Dat betekende dat hij volledige vrijheid had en zelfstandig naar zijn werk ging en dus in principe ook bij zijn
ex-vrouw langs kon gaan. De
directeur moet hierin zo min mogelijk risico nemen. Overigens zijn er daarna geen werkverzoeken meer ingediend, terwijl het geldende werkverlof nadat klager zijn disciplinaire straf had ondergaan, was afgelopen.
Klager was terughoudend in het geven van informatie aan zijn trajectbegeleider. De directeur moet het doen met de informatie die op dat moment beschikbaar is.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het ging om twee soorten verlof, namelijk werkverlof en weekendverlof. Het vermoeden van wat er tijdens het weekendverlof was gebeurd, was niet gerelateerd aan het indexdelict. Bovendien was er geen sprake van recidivegevaar. Toch is vanaf dat moment
tot aan maart 2011 alles geweigerd dan wel ingetrokken. Klager heeft steeds weer diverse verzoeken ingediend. Pas na zes maanden mocht klager weer buiten werken, nadat er uitspraak was gedaan in de strafzaak en deze zaak onherroepelijk was geworden.
Wat er die dag aan de hand was is het volgende: er was sprake van een woordenwisseling tussen klager en zijn ex. Zijn tienjarige kind heeft de politie gebeld. Klager is uit zichzelf weggelopen maar werd twee straten verderop toch nog aangehouden.
Klager
ontkent derhalve dat er een incident heeft plaatsgevonden. Er was één voorwaarde aan het verlof verbonden en dat was dat klager op tijd terug diende te zijn in de inrichting. Daar heeft hij zich aan gehouden. Toch is daarna iedere aanvraag voor verlof
geweigerd zonder dat blijk werd gegeven van enige afweging daartoe. Klager heeft dit als een straf ervaren. Hij ging immers van vele vrijheden terug naar volledige plaatsing achter de deur.

3. De beoordeling
De directeur houdt bij zijn beslissing of al dan niet verlof wordt toegekend rekening met de mate waarin vertrouwen bestaat dat het verlof zonder incidenten zal verlopen. Dit volgt uit artikel 20c, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (de Regeling).
De beslissing van 5 oktober 2010 waarbij verlof werd toegekend, vermeldt onder meer dat na ieder verlof een evaluatie plaats zal vinden welke van invloed kan zijn op een volgend verlof en dat in geval van incidenten kan worden besloten klager niet meer
voor verlof in aanmerking te laten komen. Op grond hiervan heeft de directeur derhalve de mogelijkheid één of meerdere verloven te weigeren of alsnog in te trekken. De beklagcommissie is er in haar beoordeling ten onrechte van uitgegaan dat er een
disciplinaire straf aan de intrekking van de verloven ten grondslag lag.
De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager een woordenwisseling met zijn ex-vrouw heeft gehad, waardoor er ernstige spanningen op het verlofadres zijn ontstaan.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, gelet op de weigeringsgronden voor verlof als bedoeld in artikel 4 onder f en j van de Regeling, in redelijkheid kon besluiten de toegekende weekendverloven in te trekken, terwijl zij aannemelijk
acht
dat geen nieuw verzoek om werkverlof is gedaan, nadat de duur van het vorige werkverlof was verlopen.
De beslissing van de beklagcommissie het beklag gegrond te verklaren is desondanks juist omdat niet is voldaan aan de formele vereisten die aan een afwijzing van een verzoek om verlof en de intrekking van een verlof zijn verbonden. De beroepscommissie
overweegt dat twee reeds toegekende weekendverloven in november 2010 geen doorgang hebben gevonden en dus zijn ingetrokken. Aan klager is die intrekking echter niet schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld, waartoe de directeur op grond van artikel 6,
eerste lid in verbinding met het tweede lid, van de Regeling wel verplicht was. Weliswaar wordt in het tweede lid van die bepaling alleen gesproken over de afwijzing van het verzoek om verlof, maar redelijke toepassing van die bepaling brengt mee dat
hetzelfde geldt wanneer – zoals in deze zaak – in het kader van een ISD-traject verloven zijn toegekend, doch deze alsnog, bijvoorbeeld zoals in de onderhavige zaak, op grond van een misdraging van de betrokkene worden ingetrokken.

Een dergelijke ingrijpende beslissing had dus op schrift moeten worden gesteld en had gemotiveerd moeten worden, opdat de betrokkene duidelijkheid krijgt over zijn rechtspositie en zich tijdig kan beraden op de vraag of hij tegen de beslissing beklag
zal doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in voege als voormeld met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en prof. dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 24 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven