nummer: 11/824/GA
betreft: [klager] datum: 23 augustus 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2011 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2011, gehouden in de locatie Noordsingel Rotterdam, is klager gehoord.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen en een reactie op schrift gezet.
Klagers raadsman heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Van hetgeen door klager ter zitting is aangevoerd is verslag gemaakt. Dit verslag is naar klagers raadsman gezonden en aan hem is de gelegenheid geboden één en ander schriftelijk aan te vullen. Bij brief van 12 augustus 2011 heeft de raadsman hiervan
gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere ruimte dan een afzonderingscel voor de duur van drie dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft drie dagen achter de deur gezeten en is daarna intern overgeplaatst. Hij mocht wel zijn televisie houden, maar moest apart luchten en mocht
geen contact hebben met medegedetineerden. Bovendien kreeg klager geen recreatie aangeboden terwijl het gebruikelijk is dat gedetineerden die afgezonderd zitten recreatie aangeboden krijgen op het moment dat de rest van de gedetineerden aan het luchten
is.
Toen klager achter de deur werd gezet verbleef hij op afdeling A. De volgende dag - dit was een zondag - kwam het afdelingshoofd van afdeling D om klager te vertellen dat hij in afzondering zou blijven totdat hij intern kon worden overgeplaatst. Klager
is toen op dinsdag overgeplaatst.
Namens klager is hieraan - schriftelijk - nog het volgende toegevoegd.
De kernvraag is of aan klager nu wel of niet een disciplinaire straf van drie dagen op eigen cel is opgelegd door de directie. Klager zegt van wel, de directie stelt van niet. De eerdere opmerking van de beklagcommissie dat klager “gewoon pech” heeft
omdat een en ander niet meer gecontroleerd kan worden, is te kort door de bocht. Het lag op de weg van de beklagcommissie om nader onderzoek te laten verrichten, zeker nu de directie en klager zo lijnrecht tegenover elkaar staan in hun stelligheid.
Alhoewel er misschien stukken ontbreken met betrekking tot het gedurende drie dagen achter de deur moeten blijven, kan men er niet omheen dat feitelijk wel kan worden vastgesteld dat klager na drie dagen is overgeplaatst naar een andere afdeling. Aan
deze interne overplaatsing ligt ongetwijfeld een besluit ten grondslag, welk besluit ongetwijfeld ook redenen bevat waarom klager intern werd overgeplaatst. Deze informatie kan van belang zijn voor de onderhavige procedure, want waarom is klager anders
intern overgeplaatst? Klager had hier zelf in ieder geval niet om gevraagd. Het verzoek is om aan de directeur nadere informatie omtrent deze overplaatsing te verstrekken.
De directeur heeft in beroep verwezen naar het ingediende verweerschrift in beklag en de bevindingen en overwegingen zoals weergegeven in de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Het beroep richt zich kennelijk niet tegen de beslissing van de beklagcommissie met betrekking tot de klacht betreffende de medische dienst, welke beslissing de beroepscommissie overigens juist voorkomt.
Door en namens klager is in beroep gemotiveerd aangevoerd dat klager gedurende drie dagen, ingaande op zaterdag 18 december 2010, achter de deur is geplaatst en daarna is overgeplaatst naar afdeling D. De directie heeft met betrekking tot de gestelde
gang van zaken geen stukken overgelegd. Voorts heeft de directeur in beroep niet bij verweerschrift inhoudelijk op de gronden van het beroep gereageerd en is hij noch een vervanger ter zitting van de beroepscommissie verschenen. Bij gebreke van
tegenspraak door de directie moet de beroepscommissie ervan uitgaan dat klager na het incident - in afwachting van zijn overplaatsing naar een andere afdeling - gedurende drie dagen afgezonderd is geweest op zijn eigen cel (waarbij hij naar zijn eigen
verklaring zijn televisietoestel wel op cel mocht houden). Uit niets is gebleken dat aan de formele vereisten verbonden aan een maatregel van afzondering is voldaan. De beroepscommissie zal, gelet op het hiervoor overwogene, het beroep dan ook gegrond
verklaren en een tegemoetkoming van € 7,50 per dag toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 23 augustus 2011
secretaris voorzitter