Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0904/JZ, 17 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/904/JZ

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door mr. J. Bredius, namens

[...], geboren op [1996], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraak van 24 februari 2011 van de externe onafhankelijke klachtencommissie van De Hoenderloo Groep (DHG), verder te noemen de instelling,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, en namens de instelling [...], directeur zorg en
[...], expertisemanager bij DHG.
Tevens waren ter zitting als toehoorder aanwezig klagers moeder [...] en [...], stagiaire van klagers raadsman.
Na de behandeling ter zitting heeft verweerder, zoals ter zitting toegezegd, stukken toegezonden betreffende de afsluitende melding van de inspectie Jeugdzorg. Deze stukken zijn ontvangen op het secretariaat op 26 mei 2011.
Klagers raadsman heeft nadere stukken toegezonden betreffende de correspondentie met de inspectie Jeugdzorg, welke op het secretariaat zijn ontvangen op 21 juni 2011.
In beide gevallen zijn de stukken ter informatie naar de wederpartij gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraken van de klachtencommissie
De klacht betreft het breken van klagers arm en mogelijk scheuren van een zenuw door toedoen van een groepsleider bij het vastpakken en vasthouden van klager.

De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 17 januari 2011 heeft er een incident plaatsgehad tussen klager en twee medewerkers van DHG. Dit vond plaats na een bezoek van de groep jongeren aan de sociëteit. Naar aanleiding van een discussie in de bus was klager boos geworden. Aangekomen bij
de
instelling vroeg klager een rondje te mogen lopen om zo gezegd af te koelen. Dit werd hem niet toegestaan, klager moest meteen met de andere jongens naar binnen. Toen hij hieraan geen gehoor gaf werd hij bij zijn arm gepakt. Omdat klager vervolgens te
langzaam zou lopen werd hem een duw gegeven. Toen klager daar een opmerking over maakte werd hij wederom vastgepakt en op de grond gewerkt. De vrije arm waarmee klager probeerde aan te geven dat hij pijn had werd ook vastgepakt, waarna deze is gebroken
en waarbij, naar later bleek, tevens een zenuw beschadigd is. Er zou gehandeld zijn volgens een vastgesteld stappenplan. Duidelijk is dat enkele stappen niet gevolgd zijn. Het gebruikte geweld was in casu gepast noch noodzakelijk. Klager kan nog steeds
zijn arm niet goed bewegen.

De moeder van klager heeft aangegeven niet altijd achteraf te horen te krijgen als er sprake is geweest van een fixatie. In dit geval is dat wel gebeurd. Zij vond het vervelend te horen dat het gebeurd was en wat de consequenties waren. Zij heeft
kosten
moeten maken en klager is enkele diploma’s misgelopen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde bij terugkomst, omdat hij boos was, een rondje lopen over de binnenplaats om af te koelen. De inschatting van de begeleiders op dat moment was dat dat in de gemoedstoestand van klager onverantwoord zou zijn. De maatregelen zoals in het
hulpverleningsplan van klager zijn opgenomen, zijn maatregelen zoals deze door de Wet op de jeugdzorg geboden worden. Het is van belang dat het personeel met de toegekende maatregelen weet om te gaan. De bedoeling is in de eerste plaats dat er van een
bepaalde maatregel / handeling een de-escalerende werking uitgaat.
De toedracht van het gebeuren is naderhand uitgebreid besproken in het calamiteitenoverleg. Daarbij is niet gebleken van onvolkomenheden. Ook is over het incident gesproken met klager en met zijn moeder.

3. De beoordeling
Door en namens klager wordt gesteld en dit wordt door de instelling erkend dat bij het vastpakken en vasthouden van klager door één of twee groepsleiders klagers arm is gebroken en een zenuw is beschadigd.

Artikel 29w, eerste lid, van de Wjz bepaalt -voor zover hier van belang- dat een jeugdige een schriftelijke klacht kan indienen bij de klachtencommissie tegen een beslissing als bedoeld in artikel 29o, derde lid en de toepassing van artikel 29t van de
Wjz.

Uit artikel 29w, derde lid, van de Wjz volgt dat de klachtencommissie zo spoedig mogelijk een beslissing neemt op de klacht als vermeld in artikel 29w, eerste lid, van de Wjz.

Op grond van artikel 29y van de Wjz kan ten aanzien van een beslissing van de klachtencommissie ex artikel 29w, derde lid, Wjz beroep worden ingediend bij de beroepscommissie.

Uit de Memorie van toelichting op artikel 29o van de Wjz (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 644, nr. 3, blz. 26) volgt dat in deze bepaling de maatregelen zijn opgenomen die beperking van de bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie inhouden.
Het hulpverleningsplan dient aan te geven wanneer en hoe lang de maatregelen kunnen worden toegepast. Onder meer kan de maatregel van vastpakken en vasthouden worden toegepast. Dat wil zeggen fixeren zonder toepassing van mechanische middelen.
De in het onderhavige artikel genoemde maatregelen kunnen slechts worden toegepast voor zover dit nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de noodzakelijk geachte jeugdzorg of voor zover dit nodig is voor de veiligheid van de jeugdige
of anderen.

In klagers hulpverleningsplan van 26 oktober 2010 staat op pagina 9 het volgende vermeld:
‘Klager kan worden vastgepakt en vastgehouden om te voorkomen dat de jongere zich onttrekt aan de noodzakelijke jeugdzorg (wegloop of vluchtgevaar) of vanwege de eigen veiligheid of die van anderen. Deze maatregel is in het hulpverleningsplan opgenomen
omdat klager bij frustraties en irritaties impulsieve afweer reacties kan geven, waar hij zelf nog soms geen grens en controle over heeft.’

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is aannemelijk geworden dat klagers gedrag en uitlatingen als lastig konden worden aangemerkt, maar niet is gebleken dat klager uit zichzelf daadwerkelijk zodanig agressief gedrag heeft vertoond of dat er
sprake was van een zodanige reële dreiging van escalatie van de situatie dat de veiligheid van klager zelf of van anderen in gevaar was. Klager probeerde aanvankelijk zelf de situatie in de hand te houden door te vragen om een rondje te mogen lopen,om
zijn boosheid kwijt te raken. Deze vrijheid had hij in de fase waarin hij zat. De begeleiding vond dit gelet op de stemming van klager niet veilig voor hem. Als reactie op klagers onwelwillendheid om naar binnen en naar boven te gaan is hij eerst
vastgepakt en kort daarna heeft hij binnen in het gebouw van de leiding een duw gekregen om door te lopen. Daarop is klager bozer geworden en is als reactie daarop de maatregel pakken en vasthouden ingezet. In welke mate klager na die duw in zijn
boosheid de leiding dreigde aan te vallen is niet duidelijk geworden.
Niet is gesteld of gebleken dat niet volstaan had kunnen worden met een lichtere vorm van aanpakken van klager. Evenmin is gebleken welke vorm van de-escalende interventie de leiding heeft ingezet voor zij tot het geven van een duw overging, waarop de
escalatie volgde. Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de klachtencommissie vernietigen en de klacht inhoudelijk gegrond verklaren.

Voor wat betreft het letsel dat hierbij is veroorzaakt, overweegt de beroepscommissie dat het letsel ernstig is en dat klager heeft aangeven hiervan nog steeds last te hebben.

Gelet op vorenstaande acht de beroepscommissie een tegemoetkoming van € 50,= passend en geboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 17 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven