nummer: 10/3730/JA
betreft: [klager] datum: 15 augustus 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1991], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 november 2010 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, is klager gehoord.
De directeur van de j.j.i. Rentray heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een gouden ring en een flesje parfum.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na een kamerzoeking in Rentray zijn enkele spullen van klager drie dagen later teruggegeven. Omdat de waardetas verzegeld was, is hij ervan uitgegaan dat zijn spullen er nog inzaten. Toen hij de waardetas voor het eerst opende en daarbij het zegel werd
verbroken, heeft hij niet gecontroleerd of zijn ring in de tas zat. De waardetassen van alle jeugdigen lagen bij elkaar op een lege cel, ook nadat de zegels waren verbroken. Iedereen kon erbij. Klager merkte de dag voor zijn overplaatsing dat zijn
gouden ring en parfum niet meer in de waardetas zaten. Dat luchtje vindt hij niet zo belangrijk, de ring wel. Het is een herinnering aan zijn moeder. De waarde ervan ligt tussen de € 500,= en € 600,=. Hem is gezegd dat hij een brief aan de directeur
moest schrijven, maar hij heeft dat niet meer kunnen doen. Hij had geen pen en papier. Na zijn overplaatsing heeft hij geïnformeerd wat te doen en hem is gezegd een mevrouw, van wie hij de naam niet meer weet en die een hoge functie in Rentray zou
hebben, te bellen. Een maand lang heeft hij geprobeerd om haar te bereiken. Na een maand is dat gelukt en zij heeft geadviseerd een brief te schrijven naar de beklagcommissie. Omdat hij niets hoorde, heeft hij gebeld. De brief bleek niet te zijn
aangekomen, zijn tweede brief van 15 april 2010 wel.
De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Samengevat is hierin weergegeven dat klager zijn klacht pas drie maanden na de vermissing heeft ingediend. Hij dient dan ook niet-ontvankelijk te
worden
verklaard in zijn beklag. Verder kan hij volgens hoofdstuk 4 van de Huisregels persoonlijke spullen in bewaring geven. De inrichting is niet aansprakelijk voor verlies en/of diefstal. Parfum heeft klager niet op zijn kamer gehad, in de aanvullende
huisregels is vermeld dat dat niet is toegestaan.
3. De beoordeling
Voldoende is komen vast te staan dat klager, zodra hij van de vermissing van de goederen op de hoogte was geraakt, kenbaar heeft gemaakt beklag in te willen stellen. Dat hij het advies, eerst navraag te doen, heeft opgevolgd waardoor het langere tijd
heeft geduurd eer hij zich tot de beklagcommissie kon wenden, kan hem niet worden aangerekend. Klager kan daarom in zijn beklag worden ontvangen.
De beroepscommissie acht, nu dit niet nadrukkelijk wordt betwist, niet onaannemelijk dat klager in het bezit was van een ring. De beroepscommissie stelt voorop dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de
inrichting onder zich heeft. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan deze verantwoordelijkheid over gaan op de directeur. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu de spullen in bijzijn van klager zijn ingepakt en geen anderen dan hijzelf de
waardetas
als eerste hebben kunnen openen. Het had op de weg van klager gelegen om zo iets kostbaars als een ring op dat eerste moment uit de waardetas te halen. Daarbij komt dat het personeel na de melding van klager zich de nodige moeite heeft getroost een
onderzoek in te stellen om de ring terug te vinden.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, betekent dat het beklag ongegrond wordt verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 15 augustu 2011
secretaris voorzitter