Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2198/GV, 9 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2198/GV

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Er is een standaard beslissing genomen die elektronisch gegenereerd is. De afwijzing heeft tot veel schade geleid voor de zaak, ook voor klager persoonlijk. Klager had zijn bedrijf in dertig jaar opgebouwd. Hij heeft geen strafblad of BKR-registratie.
Het resultaat zal zijn dat hij zonder verblijfadres uit detentie zal vrijkomen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om strafonderbreking omdat hij een zitting bij de voorzieningenrechter wilde bijwonen en omdat de detentie hem zakelijk gezien veel verlies oplevert. Klager wil redden wat er te redden valt. De inrichting zou zich inspannen om klager
bij de zitting van de voorzieningenrechter te krijgen en dat is gelukt. Klager heeft de zitting op 6 juli 2011 bijgewoond. Uit de stukken blijkt geen noodzaak om strafonderbreking te verlenen. Zo is niet duidelijk welke zaken klager diende te regelen.
Daarnaast heeft klager geen inspanning geleverd om zijn zaken vanuit zijn detentiesituatie te regelen. Hij heeft geen gebruik gemaakt van bijvoorbeeld zakenbezoek, briefcontacten en telefonische afhandeling van zaken. Bovendien is volgens het Openbaar
Ministerie en de politie de kans op maatschappelijke onrust aanwezig.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd, omdat klager geen noodzaak voor strafonderbreking heeft aangetoond.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag heeft negatief geadviseerd en aangegeven dat gezien de ervaring van de politie niet uit te sluiten is dat klager wederom voor onrust zal zorgen.
De politie heeft negatief geadviseerd en aangegeven dat klager in april 2011 voor overlast heeft gezorgd en dat hij wekelijks onder de aandacht is van het politieteam in verband met huiselijk geweld. Klagers opgegeven verlofadres is niet in orde
bevonden.

3. De beoordeling
Klager is sinds 23 april 2011 gedetineerd en ondergaat thans een gevangenisstraf van vier maanden, wegens -kort gezegd- verboden wapenbezit. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 september 2011.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. In artikel 38 van de Regeling wordt een nadere uitwerking gegeven in die zin dat strafonderbreking eenmalig kan worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De beroepscommissie acht onvoldoende
aannemelijk geworden dat in deze sprake is van dergelijke dringende omstandigheden. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
kan
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. J.M.M. van Woensel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 9 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven