Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1571/GB, 3 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1571/GB

Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G. Nagel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 22 juli 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de LABG (Landelijke Afdeling
Beheersgevaarlijke Gedetineerden) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt (hierna: BGG). Op 10 maart 2011 is hij overgeplaatst naar de LABG, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het volgende, zakelijk weergegeven, aangevoerd.
Vooreerst wordt verwezen naar het beroepschrift waarvan de gronden als hier ingelast dienen te worden beschouwd. Kijkend naar het standpunt van de selectiefunctionaris in beroep is het opnoemen van de detentiegeschiedenis van klager voor zijn verblijf
in de BGG De Schie niet relevant. Hij deed het daar erg goed tot aan het incident. Er wordt gezegd dat klager dominant gedrag vertoonde, maar waar dat gedrag uit bestond en welke invloed dit gedrag had op medegedetineerden wordt niet aangegeven. Tegen
het rapport betreffende het vernielen van het hek op de luchtplaats heeft klager beklag ingesteld en op dat beklag is nog niet beslist. Klager heeft dat hek niet vernield en tot de uitspraak van de beklagcommissie dient de onschuldpresumptie te gelden.
Klager ontkent verder de directeur te hebben uitgescholden.
Wat het steekincident betreft is er ook onzorgvuldigheid aan de kant van de selectiefunctionaris door klager samen te plaatsen met een medegedetineerde met wie hij eerder problemen heeft gehad. Klager heeft gewaarschuwd dat het fout zou gaan. Klager is
geprovoceerd door die medegedetineerde maar heeft er alles aan gedaan om hem te ontwijken tot hij voor zijn gevoel niet anders kon handelen. De medegedetineerden heeft geen aangifte gedaan. Klager trekt hieruit de conclusie dat die medegedetineerde het
incident niet zo ernstig heeft opgevat. Er wordt een te eenzijdig beeld opgetekend van klager terwijl de situatie genuanceerder ligt.

Klager heeft hieraan toegevoegd dat hij eerder met de bewuste medegedetineerde in de LABG te Vught heeft verbleven. Die medegedetineerde maakte toen een opmerking over een bevolkingsgroep en klager zei daar wat van. Ze kregen toen ruzie en die
medegedetineerde bedreigde klager met de woorden “ik vermoord je”. Klager werd naar de BGG De Schie overgeplaatst en het ging daar goed. Hij had twee baantjes, waaronder die van reiniger. Ineens zag hij die medegedetineerde daar ook. Hij maakte een
opmerking richting klager en klager heeft hem genegeerd. Daarna zocht die medegedetineerde weer contact met klager en stelde hem allerlei vragen. Klager realiseert zich dat hij iets had moeten zeggen tegen de bewaarders. Op een dag toen ze in de keuken
waren, zei klager tegen die medegedetineerde dat hij niet met hem wilde praten. Die medegedetineerde begon te provoceren en te schreeuwen, de bewaarders zeiden dat hij moest stoppen. Klager is drie keer van hem weggelopen maar op een gegeven moment
liepen ze tegen elkaar aan. Er werd geduwd en klager heeft die medegedetineerde in zijn nek gebeten. Klager had een mes bij zich maar hij heeft niet gestoken. Dat heeft klager in de isoleercel ook tegen de directeur gezegd. Die medegedetineerde is naar
het ziekenhuis gegaan. Toen hij terugkwam kreeg hij ook 14 dagen isolatiecel. Die medegedetineerde heeft toen een glazen raampje gebroken, dus wie is nu de agressor? Wat het hekincident betreft, klager werd ervan beschuldigd dat hij iets van de grond
had gepakt. Dat waren plastic handschoenen. Klager moest naar binnen, werd gefouilleerd en kreeg een rapport van de directeur. Klager geeft aan zich moeilijk te kunnen verdedigen, omdat alles in het Nederlands is. Op de buitenplaats bevinden de
gedetineerden van de BGG zich in een andere sectie. Gedetineerden mogen niet met elkaar praten. Er wordt gezegd dat is gezien dat klager een gat in het hek maakte en iets van een andere gedetineerde pakte. Waarom heeft die ander niet een rapport
gekregen? Klager benadrukt dat hij wel op een normaal regime kan verblijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Allereerst wordt voor inhoudelijke argumenten verwezen naar de beslissing op bezwaar. Voorts wordt het volgende aangevoerd.
Voorafgaande aan klagers verblijf op de BGG verbleef klager al in de LABG. Hij was hier geplaatst omdat hij zeer agressief gedrag vertoonde binnen de p.i. Almere.
Klagers gedrag op de BGG ten opzichte van medegedetineerden wordt omschreven als dominant. Hij schept graag op en zegt er geen moeite mee te hebben anderen dood te steken of neer te schieten. Hij neemt deel aan de geboden activiteiten en onderhoudt
zijn
leefomgeving naar behoren.
Op 2 maart 2011 heeft klager een rapport gekregen wegens het vernielen van een hek. Tijdens de afhandeling van het rapport scheldt hij de directeur uit. Diezelfde dag krijgt hij een rapport wegens het op een medegedetineerde insteken met een
aardappelschilmesje waarbij de medegedetineerde aan hals en been gewond is geraakt. Dit incident, dat plaatsvond in een kleine setting van zeven gedetineerden, acht de selectiefunctionaris ernstig genoeg om klager terug te plaatsen naar de LABG.
In beroep wordt gesteld dat klager goed functioneert en dat het probleem eigenlijk ligt bij de gedetineerde die hij verwondde. Uit de aangeleverde rapportage blijkt dat klager in zijn detentie niet alleen moeite heeft met deze gedetineerde, maar met
meerdere gedetineerden (p.i. Almere). In de BGG functioneerde hij tot aan het incident redelijk. Een dergelijk incident binnen een kleine populatie is ernstig genoeg om te kunnen stellen dat klager niet kan functioneren in een regime van algehele
gemeenschap. In beroep zijn geen steekhoudende argumenten aangevoerd waardoor anders zou kunnen worden beslist.

4. De beoordeling
4.1. De LABG van de p.i. Vught is een inrichting met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
Wat er ook zij van de rol van de medegedetineerde in kwestie, de betrokkenheid van klager bij het geweldsincident - waarbij fysiek letsel aan die medegedetineerde is toegebracht - in verband met de detentiehistorie van klager en het daaruit blijkende
gedrag van klager, rechtvaardigt de aanname dat klager een ernstig beheersrisico vormt en niet in staat moet worden geacht in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te verblijven.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4.3. Voor zover namens klager is verzocht om een veroordeling van de selectiefunctionaris in de door klager gemaakte proceskosten, geldt dat de Pbw een dergelijke voorziening niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 3 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven