Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0923/TA, 3 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 11/923/TA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 maart 2011 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerkster, gehoord. Klager heeft schriftelijk bericht niet ter
zitting te zullen verschijnen.

Het lid van de beroepscommissie mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn en beslist mee aan de hand van de stukken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het betalen door klager van door hem veroorzaakte schade.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen rapportage van de psychiater gezien. Verder is op de foto’s te zien dat van de kast alleen de zijkant ontbreekt. De zijkant zat met
houten pluggen vast. Klager heeft geen kapotte wc-deur gezien. Verder is de toiletpot niet kapot. De toiletzitting is nog heel. De opgevoerde schade betreft de nieuwwaarde van goederen en dat klopt niet. Klager meent dat hij niets hoeft te betalen.
Klager verwijst naar eerdere beklagzaken waarbij hij na een schade van € 105,= slechts € 30,= hoefde te betalen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kreeg geen toestemming voor een tweede rat en heeft vervolgens met een hamer de goederen van de inrichting in zijn
verblijfsruimte vernield. Zijn eigen goederen had hij vantevoren in een doos opgeborgen. De schade is vastgesteld op in totaal € 2.551,=. Diverse goederen zijn niet meer bruikbaar. Wat betreft de hoogte van de schade moet bedacht worden dat sommige
goederen zoals de kast zijn gefabriceerd van speciaal brandvertragend materiaal en daarom duurder uitvallen. De inrichting heeft uiteindelijk besloten niet het volledige schadebedrag op klager te verhalen, maar hem slechts een symbolisch bedrag van €
100,= te laten betalen omdat dit anders tot een uitzichtloze situatie zou leiden. Dit bedrag van € 100,= kan hij betalen in meerdere termijnen. De inrichting ziet verder af van een civiele procedure.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken, waaronder enkele foto’s, is voldoende aannemelijk geworden dat klager met een hamer de inventaris in zijn verblijfsruimte heeft vernield na eerst zijn eigen goederen in een doos veilig te hebben gesteld. Er is schade ontstaan
aan wastafel, toilet, douchedeur, kledingkast, toiletzitting, prikbord, wandcontactdoos en buitenraam. De totale schade, inclusief de kosten voor het herstellen van de schade, is door de inrichting begroot op € 2.551,=.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gesteld voor deze schade, nu deze hem kan worden toegerekend. Klager is derhalve gehouden de schade te vergoeden.
Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting medegedeeld dat de inrichting heeft besloten de hoogte van het schadebedrag te matigen en overigens af te zien van verdere civiele acties, omdat er anders geen uitzicht zou
bestaan op een oplossing. Klager hoeft uiteindelijk slechts een symbolisch bedrag van € 100,= te vergoeden. Een dergelijke ten gunste van klager in het leven geroepen oplossing is bepaald niet onredelijk of onbillijk en brengt mee dat het beroep
ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven