Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0178/GV, 27 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/178/GV

betreft: [klager] datum: 27 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 10 januari 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
De advocaat van klager heeft op 12 december 2001 een verzoek om strafonderbreking voor de duur van twee dagen ingediend. Hij had telefonisch al een toezegging gekregen van de officier van justitie, de heer [naam officier vanjustitie], die geen enkel bezwaar had tegen strafonderbreking. Ook de procureur-generaal van het hof te Amsterdam had schriftelijk een toezegging gedaan voor een strafonderbreking van twee dagen. Een strafonderbreking is van grootbelang voor klager, omdat hij geen andere weg ziet om de financiële afspraken met de heer [officier van justitie] na te komen. Klager is van mening dat de Minister zijn verzoek niet voldoende heeft onderzocht. Er is volgens hemhelemaal geen contact met de heer [naam officier van justitie] geweest.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Namens klager is een verzoek om strafonderbreking ingediend teneinde hem in de gelegenheid te stellen om spullen (onder andere een Rolex horloge) uit zijn woning te halen. Er is geen sprake van een individueel bepaalde,uitzonderlijke en vaak onverwachte gebeurtenis met zwaarwegende reden. De Minister ziet dan ook geen reden voor inwilliging van het verzoek. Voorzover bedoeld is incidenteel verlof aan te vragen, wordt klager naar de directeur vande inrichting verwezen, die in dit geval beslissingsbevoegd is.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de gevangenis Esserheem te Veenhuizen laat men zich niet uit over een advies. Klagers functioneren binnen de inrichting is positief.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een tijdelijk verlaten van de inrichting van klager voor maximaal 60 uur.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek terzake van overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 november 2003.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof.

Uit de brief d.d. 12 december 2001 van klagers raadsman komt naar voren dat de officier van justitie, de heer [...], na de onherroepelijke veroordeling van klager een ontnemingsvordering tegen hem heeft ingediend. Klager is in eenschikking overeengekomen dat hij een bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal voldoen. Dit bedrag is al grotendeels voldaan doordat er een aanzienlijk bedrag aan contant geld bij klager in beslag is genomen. Het restantbedrag kan voldaan worden uit de opbrengst van een eveneens indertijd in beslag genomen Rolex horloge, dat inmiddels aan klager is teruggeven. Afgesproken is dat klager dit horloge zal verkopen en het restant bedrag uit de opbrengstaan justitie zal betalen, binnen zes maanden nadat hij voor het eerst met proefverlof is geweest. Het probleem doet zich echter voor dat de partner van klager de relatie heeft verbroken en een nieuwe relatie met iemand anders isaangegaan. Die persoon is in de woning getrokken die ze daarvoor met klager deelde. Klager heeft geen contact meer met het thuisfront en hij kan niet inschatten wat er nog van zijn spullen over is. Als alles weg is kan hij deafspraken met de heer [...] niet meer nakomen en zal hij het bedrag dat dan nog openstaat alsnog uit moeten zitten.

De beroepscommissie is van oordeel dat de door en namens klager aangevoerde omstandigheden in dit geval niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Derhalve is de afwijzing door deMinister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven