Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3884/TB, 28 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3884/TB

betreft: [klager] datum: 28 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 december 2010 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. D.W.H.M. Wolters, kantoorgenoot van mr. A.L. Louwerse, en namens de Staatssecretaris, [...],
werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere behandelinrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 19 april 2010 geplaatst in FPC Oldenkotte. Bij brief van 13 december 2010 heeft klager verzocht om
overplaatsing naar een andere kliniek. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 22 december 2010 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om overplaatsing wegens een gebrek aan vertrouwen in de inrichting. Er is sprake van een behandelimpasse. De behandelrelatie met een sociotherapeute is verstoord. De
sociotherapeute heeft meermalen incorrecte rapportages opgemaakt. Bepaalde bewoordingen zijn in de wettelijke aantekeningen geschrapt, nadat klager een klacht had ingediend bij de beklagcommissie. Klager voelt zich geprovoceerd door haar, maar vindt
geen gehoor bij de inrichting en de maandcommissaris. Het personeel schaart zich achter de sociotherapeute. Ook de samenwerking met de medische dienst verloopt niet goed. Klager weigert elke behandeling totdat hij is overgeplaatst. De interne
overplaatsing binnen Oldenkotte doet niets af aan de problemen en de vertrouwensbreuk. De problemen zijn begonnen toen klager medicijnen weigerde in te nemen. Klager wil een nieuwe kans in een andere inrichting.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Door FPC Oldenkotte wordt overplaatsing niet geïndiceerd geacht. De kliniek bericht dat klager vanuit zijn paranoïde achterdocht en waanvorming onder andere
opzettelijke tegenwerking, verkeerde en misleidende rapportages en vergiftiging door behandelaren ervaart. Vergelijkbare interpretaties en dezelfde paranoïde waanvorming lagen aan de oorsprong van zijn delictgedrag ten grondslag. Op zijn verzoek is
klager intern overgeplaatst naar een andere afdeling. Klager ervaart op deze afdeling dezelfde klachten. Op grond van diagnostiek en behandelverloop schat de kliniek in dat hij in een andere kliniek vergelijkbare problemen zal tegenkomen, waardoor de
oplossing niet in overplaatsing moet worden gezocht, maar in behandeling van zijn psychiatrische problematiek.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking de bij klager aanwezige
paranoïde achterdocht en waanvorming die ten grondslag liggen aan zijn gedachte dat sprake is van tegenwerking door de inrichting en vergiftiging door de behandelaren. Gelet op het ziektebeeld van klager acht de beroepscommissie overplaatsing naar een
andere kliniek niet in de rede liggen, nu ook in een andere inrichting klagers achterdocht de behandeling zal bemoeilijken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven