Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2091/GB, 27 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2091/GB

Betreft: [klager] datum: 27 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 20 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C.Bosch, namens

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 november 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 6 februari 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Schutterswei te Alkmaar ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Klager heeft zich op 28 mei 2001 gemeld in de halfopen inrichting (h.o.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Op 24 oktober 2001 is hij als passant ter herselectie overgeplaatst naar de locatie Schutterswei, een huis van bewaring.Op 23 november 2001 is hij geplaatst in unit 2 te Dordrecht, een gevangenis waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2 Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 28 mei 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 maart 2002. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee weken te ondergaan.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn detentie goed doorlopen. Hij is van mening zijn zaak puur op de stukken is bekeken zonder verder te kijken naar de omstandigheden. Hij heeft namelijk een schrijven van een medegedetineerde d.d. 19 oktober 2001waarin deze toegeeft drugs in de koffie van klager te hebben gedaan. De brief wordt aan het lid van de Raad overhandigd als aanvulling op het beroep. Klager heeft deze brief ook aan de directeur van Westlinge laten zien, maar diemerkte op dat het klager niet kon helpen omdat de betreffende gedetineerde al in vrijheid was. Het is raar dat hierover helemaal niets terug te vinden is in het selectievoorstel van de inrichting. Klager is na de positieveurinecontrole, maar vóór de uitslag van de contra-expertise nog gewoon met verlof geweest. Hij heeft maar zeer kort in afzondering gezeten. De volgende dag is hij meteen overgeplaatst. Klager heeft geen klacht ingediend tegen debeslissing van de directeur en hij is ook niet in bezwaar gegaan tegen zijn herselectie voor de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten. In deze laatste inrichting laten urinecontroles een negatieve score zien.

Door de raadsman is aangevoerd dat de selectiefunctionaris in zijn toelichting aangeeft niet op de hoogte te zijn van een schriftelijke verklaring van een medegedetineerde waarin deze toegeeft iets in het drankje van klager tehebben gedaan. De selectiefunctionaris legt de taak van informatievergaring bij de inrichting. Met deze afwachtende houding van de selectiefunctionaris is de beslissing in strijd met de eisen van zorgvuldigheid tot stand gekomen. Deselectiefunctionaris is er wel degelijk verantwoordelijk voor dat hij goed wordt geïnformeerd en het had dan ook in de rede gelegen dat hij een en ander bij de inrichting was nagegaan.
Klager heeft steeds ontkend zelf opiaten te hebben gebruikt, hij stelt dat hij geen schuld heeft aan de positieve urinecontrole.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het feit dat klager na een urinecontrole en ook na een contra-expertise positief heeft gescoord op opiaten, is voor de selectiefunctionaris voldoende aanleiding geweest om zijn verblijf in de h.o.i. Westlinge te beëindigen en hemover te plaatsen naar de locatie Schutterswei als passant ter herselectie. De selectiefunctionaris was en is niet bekend met het gegeven dat een medegedetineerde schriftelijk verklaard zou hebben iets in een drankje van klager tehebben gedaan. De selectiefunctionaris gaat er vanuit dat, alvorens de inrichting een voorstel tot overplaatsing doet naar aanleiding van een positieve score op opiaten, een en ander zorgvuldig is overwogen c.q. nagegaan. Deze taakligt bij de inrichting. Indien klager van mening is dat een en ander niet of onvoldoende zorgvuldig is behandeld, kan hij zich wenden tot de commissie van toezicht bij de inrichting.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoorde, gelet op zijn status als gedetineerde aan wie krachtens rechterlijke uitspraak zijn vrijheid is ontnomen en voor wie opname in de voor hem bestemde plaats nog niet mogelijk was, tot de categoriegedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2 Artikel 2, tweede lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (Regeling van 2 juni 1999, nummer 726428/98/DJI) bepaalt dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen een contra-indicatie vormt voor eenplaatsing over overplaatsing in het kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking.
In het door de Minister vastgestelde drugsontmoedigingsbeleid zijn gevolgen voor regimesgebonden verlof en de (toeleiding naar) halfopen en open inrichtingen aangegeven bij harddrugsgebruik. Betrokkene dient zes maanden schoon tezijn.

4.3 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen door en namens klager als verklaring voor de positieve uitslag op de urinecontrole naar voren is gebracht, eerst in beroep ondersteund met een schriftelijke verklaring gedateerd op 19 oktober 2001 van een op datmoment niet meer in detentie verblijvende medegedetineerde, kan niet tot een ander oordeel leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven