Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0398/JA, 20 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/398/JA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op geboren op [1992], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 januari 2011 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De zaak is allereerst behandeld ter zitting van 17 maart 2011 in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein, te Zeist. Op deze zitting is klager verschenen en gehoord en vervolgens is de behandeling aangehouden, omdat de beroepscommissie niet over
voldoende informatie beschikte om een oordeel te geven.
De directeur is vervolgens in de gelegenheid gesteld de feitelijke gang van zaken die aanleiding vormde klager een maatregel op te leggen duidelijk te maken en aan te tonen hoe lang de maatregel heeft geduurd. De directeur is in de gelegenheid gesteld
om dit op een nadere zitting toe te lichten en verzocht op die nadere zitting aanwezig te zijn.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2011, gehouden in de locatie Eikenstein te Zeist, is namens de directeur van j.j.i. De Hunnerberg [...], hoofd primair proces, verschenen. Voor klager, die recentelijk was ontvlucht en weer is
aangehouden, kon op korte termijn geen transport naar deze zitting worden geregeld.
[Hoofd primair proces] heeft namens de directeur verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden. Hiertoe heeft de beroepscommissie bij tussenbeslissing van 29 april 2011 andermaal besloten.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager en [...], algemeen directeur bij de j.j.i. De Hunnerberg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde zoals dit ter zitting van 17 maart 2011 duidelijk werd, een individueel programma inhoudende verblijf op de kamer tijdens de onderwijsuren, voor de duur van een week.

De beklagcommissie heeft het beklag dienaangaande ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de uitspraak is aangegeven dat hij één dag doseer zou hebben gehad, terwijl dat feitelijk twee maanden heeft geduurd. Uit de zich bij de stukken
bevindende mededeling blijkt dat de maatregel voor een week is opgelegd en wekelijks bekeken moet worden of deze verlengd zou moeten worden. De maatregel is iedere week verlengd. Daar werd nooit met klager over gesproken, hij kreeg de formulieren
simpelweg op zijn kamer. Wat klager met name dwars zit is dat hij feitelijk een maatregel van twee maanden heeft gehad vanwege een opmerking die hij gemaakt had. Klager verbleef die periode op zijn kamer zonder televisie, afgezien van een uur onderwijs
in de ochtend en in de middag.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had in de klas dreigementen geuit. Hij was prikkelbaar. Klager was snel geïrriteerd, soms ging hij over de grens. Besloten werd klager een
week op de groep te houden. Hij ging niet naar onderwijs omdat hem dat teveel spanning gaf. In overleg met klager is besloten het onderwijs langzaam aan weer op te bouwen. De televisie wordt tijdens de uren dat een jeugdige niet naar onderwijs gaat van
de kamer gehaald. Iedere week werd de situatie bekeken en zolang nodig werd de maatregel verlengd. Daarbij wordt gesproken met de jeugdige.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat het beroep is gericht tegen het individueel programma inhoudende verblijf op de kamer tijdens de onderwijsuren, voor de duur van een week. Klager heeft weliswaar aangegeven dat de maatregel feitelijk twee
maanden heeft geduurd en dat hij wekelijks een verlenging van de maatregel kreeg, maar tegen deze verlengingen is hij niet in beklag gegaan.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie, zij het dat de beroepscommissie in de plaats van het door de beklagcommissie genoemde artikel 34, derde
lid, van de Bjj (dat ziet op onderzoek aan het lichaam) leest: artikel 23, derde lid, van de Bjj dat ziet op het doseerprogramma. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 20 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven