Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0581/JZ en 11/0656/JZ, 15 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/581/JZ en 11/656/JZ

betreft: [klager] datum: 15 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door [...], vertrouwenspersoon/gemachtigde, namens

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 17 februari 2011 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Almata, locatie Ossendrecht, verder te noemen de instelling,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door de vertrouwenspersoon/gemachtigde [...] van het AKJ Rotterdam, [...],
begeleider, en de heer [...], afdelingshoofd, bij voormelde instelling.
Tevens was ter zitting als toehoorder aanwezig [...], werkzaam bij het AKJ Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraken van de klachtencommissie
De klacht betreft:
a. het geven van tikken met een sneeuwschuiver door de groepsleider S. K. en het letsel dat daardoor is ontstaan op 21 december 2010 en
b. de tijdelijke plaatsing in afzondering op kamer op 31 december 2010.

De klachtencommissie heeft de klacht vermeld onder a ongegrond verklaard en de klacht vermeld onder b. gegrond verklaard en klager ter zake geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Ten onrechte is de klacht als een bejegeningsklacht aangemerkt. In verband met het fysieke ingrijpen dient de klacht opgevat te worden als een klacht over een beperkende maatregel. Op 21 december 2010 was klager te laat voor school en kregen de
jongeren
buiten een sportblokje. Zij moesten zich opdrukken in de sneeuw. Op een gegeven moment was klager moe en is hij gestopt. Hierop heeft groepsleider K. een sneeuwschuiver gepakt en hem eerst op de rug geslagen en daarna op zijn scheenbeen. De
klachtencommissie heeft geen uitspraak gedaan over de proportionaliteit van dit ingrijpen.
De plekken, waar klager is geslagen, werden rood en later een beetje blauw. Deze plekken heeft hij aan de groepsleiding en aan jongeren laten zien. Door de groepsleiding is een foto gemaakt met een mobiel, maar die is vervolgens gewist, omdat dat niet
mocht. Het afdelingshoofd Van T. is in gesprek gegaan met klager.
Klager heeft dezelfde dag nog gebeld met zijn vertrouwenspersoon. Hij was toen erg emotioneel. Op 23 december 2010 heeft klager de vertrouwenspersoon laten weten dat hij van het afdelingshoofd moest praten met groepsleider K. Deze heeft ‘sorry’ tegen
klager gezegd, maar dat woord betekent niets voor klager. Als klager iets fout doet, moet hij ook de consequenties daarvan dragen. Klager moest van groepsleider K. met de vertrouwenspersoon spreken - hij begon haar nummer al te draaien - en zeggen dat
het opgelost was. Tijdens het telefoongesprek heeft klager aangegeven het niet prettig te vinden om het gesprek op hoorafstand van groepsleider K. te voeren. Hij voelde zich niet veilig. Besloten is om het gesprek tijdens het bezoek van de
vertrouwenspersoon op 3 januari 2011 voort te zetten.
Het komt vaker voor dat jongeren zich in het bos moeten opdrukken. Het is niet altijd duidelijk of dit een straf is of een spel.
Klager heeft even, op de dag zelf, wel last gehad van de rode plekken. Hij heeft geen arts geconsulteerd. Een afspraak met de medische dienst verloopt via de groepsleiding. Zijn mentor zou na het incident hiervoor zorgdragen. Dit is niet gebeurd.

Met betrekking tot b:
Op 31 december 2010 kreeg klager een discussie met groepsleider K. die van mening was dat klager onrespectvol met hem zou discussiëren. Klager is ter zake de maatregel van kamerplaatsing opgelegd. In het hulpverleningsplan van 9 december 2010 staat
vermeld dat hij voor maximaal twee uur op kamer mag worden geplaatst en alleen wanneer er sprake is van agressief gedrag. Dit is niet gebleken. Klager heeft langer dan twee uur op kamer verbleven.
Uit het Reglement Beperkende Maatregelen (Reglement) volgt dat alleen besloten kan worden om de jongere tijdelijk af te zonderen van de groep wanneer lichtere inventies niet toereikend zijn. De instelling heeft nagelaten om hierop inhoudelijk verweer
te
voeren.
Klager had die ochtend al een waarschuwing gehad, maar niet voor hetzelfde gedrag. De eerste waarschuwing betrof gestoei van klager met andere jongeren. De discussie met groepsleider K. ging over het te lang op kamer zitten van de groep na het uur, van
14.00 tot 15.00 uur, dat op basis van de huisregels hiervoor staat. Klager heeft gezegd dat het maar een keer per jaar oud en nieuw was. Klager was niet brutaal of bijdehand. Hem is gezegd dat hij op kamer moest blijven en dat groepsleider K. zo met
hem zou komen praten. Na anderhalf uur heeft klager gebeld en gevraagd wanneer de groepsleider met hem kwam praten, maar deze had geen tijd. Klager heeft gevraagd hoe lang hij nog op kamer moest blijven, maar dat was niet bekend.
Groepsleider K. haalde daarna iedereen van kamer en ging alleen met klager niet in gesprek. Om half zes kwam groepsleider K. met een bordje met drie kippenpootjes en stokbrood. Hij kondigde aan dat hij even later met klager zou komen praten. Klager
heeft aangegeven dat het eten niet genoeg was. Omdat klager honger had, heeft hij gebeld en van een collega van groepsleider K. een bord vol eten gekregen. Collega M. heeft geprobeerd bij groepsleider K. gedaan te krijgen of klager van kamer af mocht
maar K. zei: ‘eigen schuld, dikke bult’.
Voorts heeft klager het formulier beperkende maatregel niet ontvangen. Het formulier is bovendien naar het oordeel van klager zeer onzorgvuldig ingevuld.
In het Protocol kamerplaatsing staat dat uitgangspunt is dat de maatregel zo kort mogelijk wordt toegepast, omdat een maatregel ingrijpend is. Op grond van artikel 5.4 van het Reglement zoekt de groepsleider in principe telkens na een half uur contact
met de jongere om diens toestand te kunnen beoordelen. Voorts moet er ieder dagdeel overleg zijn tussen afdelingshoofd en de behandelcoördinator over de noodzaak om de afzondering voort te zetten. Op grond van artikel 5.5 van het Reglement moet de
tijdelijke afzondering onmiddellijk worden beëindigd indien de behandelcoördinator meent dat het doel als vermeld in het eerste lid van artikel 5 van het Reglement kan worden bereikt zonder verdere afzondering van de jongere. Er had in casu een lichter
middel: een time-out kunnen worden opgelegd. Ook met de deur op slot kan voor een korte interventie als de time-out gekozen worden om een jongere tot rust te laten komen.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Het is juist dat de groepsleider K. klager tikken met een sneeuwschuiver heeft gegeven.
Klager wilde na het incident niet van zijn kamer komen. Hij gaf aan dat hij angst had voor groepsleider K. Het afdelingshoofd heeft getracht om klager te motiveren uit zijn kamer te komen en het programma mee te laten draaien, maar dat is niet gelukt.
Groepsleider K. heeft klager wel excuus aangeboden. Klager zou oké hebben gezegd. Het afdelingshoofd heeft begrepen dat de klacht hiermee was opgelost. Het afdelingshoofd was zelf niet aanwezig bij dit laatste gesprek, maar heeft dit van groepsleider
K.
gehoord. Daarna heeft klager contact gehad met het AKJ en is de klacht ingediend. Geweigerd is om een foto te maken van de blauwe plekken. Klager kan altijd vanuit de medische dienst actie inzetten. Tegen klager is gezegd dat hij, als hij last had,
naar
de medische dienst moest gaan.
Het afdelingshoofd heeft wel een plekje gezien op klagers scheenbeen, maar hij dacht niet dat dat van een sneeuwschuiver kwam, eerder van activiteiten in de sneeuw. Een andere jongere had na de activiteit precies zo’n zelfde plekje. Deze jongen is als
getuige gehoord en verklaarde dat klager gezegd zou hebben dat het de bedoeling was om groepsleider K. ‘te naaien’.
Opdrukken mag niet als maatregel worden gebruikt. Het ging om een activiteitenblokje waar opdrukken bij hoorde. Wellicht heeft klager dit niet begrepen.
Met de groepsleider is achteraf besproken dat het incident met de sneeuwschuiver niet goed is voor de beeldvorming naar de jongeren toe, hoewel er natuurlijk een groot verschil is tussen aantikken met een sneeuwschuiver en daarmee slaan.

Met betrekking tot b:
Bij de overdracht heeft groepsleider K. vernomen dat klager ’s ochtends al meerdere waarschuwingen had gehad. Toen groepsleider K. klager ’s middags nog een keer moest waarschuwen is de maatregel ingezet. Klager heeft blijkbaar pas om half zes ’s
avonds
begrepen dat hem een maatregel was opgelegd. Het formulier is niet op de juiste wijze opgemaakt.
Liever was aan klager een time-out opgelegd, maar door de gebouwelijke situatie is dit niet mogelijk. Met de deur op slot kan je het geen time-out meer noemen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
Door klager wordt gesteld en dit wordt door de instelling erkend dat een groepsleider klager tikken met een sneeuwschuiver heeft gegeven. Voorts heeft klager gesteld dat door het tikken geven met een sneeuwschuiver letsel is ontstaan.

Artikel 29w, eerste lid, van de Wjz bepaalt dat een jeugdige een schriftelijke klacht kan indienen bij de klachtencommissie tegen een beslissing als bedoeld in de artikelen 29h, zesde lid, tweede volzin, 29o, derde lid, 29p, tweede lid, 29q, derde lid,
en 29r, derde en vierde lid, de toepassing van artikel 29t, of een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v van de Wjz.

Uit artikel 29w, derde lid, van de Wjz volgt dat de klachtencommissie zo spoedig mogelijk een beslissing neemt op de klacht als vermeld in artikel 29w, eerste lid, van de Wjz.

Op grond van artikel 29y van de Wjz kan ten aanzien van een beslissing van de klachtencommissie ex artikel 29w, derde lid, Wjz beroep worden ingediend bij de beroepscommissie.

De beroepscommissie stelt voorop dat het geven van tikken met een sneeuwschuiver in ieder geval geen beslissing betreft als bedoeld in de artikelen 29h, zesde lid, tweede volzin, 29o, derde lid, 29p, tweede lid, 29q, derde lid, en 29r, derde en vierde
lid, noch een toepassing is van artikel 29t, of een beslissing betreft aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v van de Wjz.

Uit de Memorie van toelichting bij de Wjz - Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006,
30 644, nr. 3, blz. 15 - volgt dat in de Wjz het pedagogische en zorg karakter van de opname en het verblijf in de instelling centraal staat. De Wjz bepaalt in welke gevallen welke inbreuken op de rechten, die iedere burger toekomen, mogen worden
gemaakt. Aantasting van rechten is alleen mogelijk, voor zover dit voor de behandeling noodzakelijk is of om de veiligheid in de instelling te waarborgen.
De Wjz richt zich op hulpverlening en de voor die hulpverlening noodzakelijke dwang. De Wjz geeft precies aan welke beperkende maatregelen mogen worden opgenomen in het hulpverleningsplan en wanneer deze mogen worden toegepast. Door de verbinding aan
het hulpverleningsplan gaat het altijd om maatregelen die noodzakelijk zijn voor het doel van de vrijheidsbeneming, namelijk behandeling en opvoeding.
Op bladzijde 17 van de Memorie van toelichting wordt aangegeven dat de Wjz een regeling bevat op grond waarvan betrokkenen kunnen opkomen tegen (onterechte) toepassing van maatregelen. De regeling moet in verband met de Grondwet en het EVRM in elk
geval
uitmonden in een mogelijk beroep op de rechter en is gecomplementeerd met de mogelijkheid van beroep op de beroepscommissie.

De beroepscommissie is van oordeel dat het geven van tikken met een sneeuwschuiver in het algemeen inbreuk maakt op een fundamenteel recht van een jeugdige, te weten: het recht op lichamelijke integriteit en dat dit handelen niet strookt met het
karakter van de Wjz en het doel van het behandelplan. Aantasting van dergelijke rechten is volgens de Memorie van toelichting, blz. 15, immers alleen mogelijk voor zover dit voor zijn behandeling noodzakelijk is of om de veiligheid in de instelling te
waarborgen.
Uit de hierboven weergegeven passages van blz. 15 en 17 van de Memorie van toelichting volgt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om in een geval waarbij inbreuk wordt gemaakt op een recht dat iedere burger toekomt, aan deze burger een
rechtsmiddel te onthouden.
In de redactie van de artikelen op grond waarvan thans beroep bij de beroepscommissie mogelijk is, is niet expliciet de situatie vermeld, waarbij sprake is van een inbreuk op een recht dat iedere burger toekomt, terwijl ook geen verbinding kan worden
gemaakt met het hulpverleningsplan of de in de instelling geldende (huis)regels. De beroepscommissie vat dit op als een omissie in de wetgeving en doet de aanbeveling om dit klachtrecht in de wetgeving te expliciteren. Dat klacht- en
beroepsmogelijkheid
thans (nog) niet uit de wettekst volgen, maar wel duidelijk uit de Memorie van toelichting en het karakter van de wet kunnen worden afgeleid, kan in dit geval niet ten nadele komen van klager.
De beroepscommissie zal klager derhalve in het beroep ontvangen.

Voor wat betreft het geven van tikken met een sneeuwschuiver zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de klachtencommissie vernietigen en de klacht gegrond verklaren.

Voor wat betreft het letsel dat door de tikken met de sneeuwschuiver is veroorzaakt, overweegt de beroepscommissie dat dit door klager is omschreven als twee rode plekjes die later blauw zijn geworden. De instelling heeft dit letsel niet bevestigd.
De beroepscommissie is van oordeel dat het letsel gering is en dat klager heeft aangeven hiervan weinig last te hebben gehad.
De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat klager enig ander hinder heeft ondervonden. Daarbij komt dat klager niet de medische dienst voor het letsel heeft bezocht.
Op dit punt zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de klachtencommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

Met betrekking tot b:
De klachtencommissie heeft de klacht wegens vormverzuim gegrond verklaard en inhoudelijk verder niet expliciet op de klacht beslist.
De beroepscommissie vat dit op als het impliciet inhoudelijk ongegrond verklaren van de klacht en vat het beroep van klager op als gericht tegen de impliciete inhoudelijke ongegrondverklaring van de klacht en het niet toekennen van een tegemoetkoming.

Klager heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 29w, eerste lid, Wjz in verbinding met artikel 29o, tweede en derde lid, Wjz een klacht ingediend tegen de tijdelijke afzondering op kamer.

Uit de Memorie van toelichting op artikel 29o van de Wjz (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 644, nr. 3, blz. 26) volgt dat in deze bepaling de maatregelen zijn opgenomen die beperking van de bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie inhouden.
Het hulpverleningsplan dient aan te geven hoe lang en wanneer de maatregelen kunnen worden toegepast.

In klagers hulpverleningsplan staat vermeld op blz. 11 dat bij agressief gedrag van klager ter handhaving van de veiligheid van klager en anderen hem een kamerplaatsing voor maximaal twee uur kan worden opgelegd.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is aannemelijk geworden dat klagers gedrag en uitlatingen wellicht als lastig konden worden aangemerkt, maar niet is gebleken dat klager daadwerkelijk agressief gedrag heeft vertoond. Daarbij komt dat de
afzondering op kamer langer heeft geduurd dan twee uur, hetgeen in strijd is met het hulpverleningsplan van klager. Voorts is in strijd met artikel 5.4 van het Reglement Beperkende Maatregelen niet telkens na een half uur contact met klager gezocht om
de toestand, waarin klager zich bevond, opnieuw te beoordelen.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep voor wat betreft de impliciete inhoudelijke ongegrondverklaring van de klacht en het niet toekennen van een tegemoetkoming gegrond verklaren. Zij zal in zoverre de uitspraak van de
klachtencommissie vernietigen en de klacht alsnog inhoudelijk gegrond verklaren.

Ten aanzien van de gegrond verklaarde onderdelen van klagers klachten acht de beroepscommissie in totaal een tegemoetkoming van € 35,= passend en geboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie ontvangt klager in zijn beroep.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft
ad a. het geven van tikken met een sneeuwschuiver en
ad b. de impliciete inhoudelijke ongegrondverklaring en het niet toekennen van een tegemoetkoming.
Vernietigt in zoverre de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klachten alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de klachtencommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter,
drs. B. van Dekken en mr. M.J.C. Koens, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven