Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1045/JA, 14 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1045/JA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], geboren op [1992], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, is [...], afdelingshoofd bij de j.j.i. De Hartelborgt, gehoord.
Hoewel voor het vervoer van klager naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsvrouw heeft aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en een nadere schriftelijke reactie te geven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet krijgen van verlof.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager heeft juist gehandeld door eerst te proberen tot een oplossing te komen door middel van overleg. Pas toen bleek dat men niet bereid was hem tegemoet te komen, heeft klager beklag ingediend. Voorts is klager pas eind november 2010 op de hoogte
geraakt van het nieuwe verloftoetsingskader. Dat de directie van de oude regeling uitging wordt niet weersproken. Dat er geen machtiging is verleend is te wijten aan het feit dat de directie, op basis van de oude regelgeving, de verlofaanvraag niet had
doorgestuurd. Er is geen schriftelijke beslissing geweest, klager is enkel mondeling meegedeeld dat zijn verlof (nog) niet zou worden aangevraagd. Het verloftraject is daarmee onnodig vertraagd.
Klager wil een tegemoetkoming voor de ontstane vertraging.

Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht.
Klager kwam in juli 2010 op de afdeling. Hij had een start gemaakt met YouTurn. In augustus 2010 gaf klager aan voor verlof in aanmerking te komen omdat hij in fase III zat. Klager meende recht te hebben op verlof. Hij gedroeg zich echter niet zodanig
dat hij verlof zou kunnen krijgen. Pas op het moment dat klager doorkreeg dat een andere houding van hem verlangd werd, onder meer dat hij hierover contact met zijn mentor zou hebben, heeft hij contact met zijn mentor gezocht om over de
verlofmogelijkheden te spreken.
Klager voldeed ook als getoetst zou zijn aan het nieuwe verloftoetsingskader niet aan de criteria, omdat gelet op klagers korte verblijf in de inrichting, geen reële inschatting gemaakt kon worden van de risicofactoren. Daarbij was klager erg wisselend
in zijn gedrag. In het najaar is regelmatig met klager over verlofmogelijkheden gesproken. Hij heeft echter nooit een officieel verzoek daartoe ingediend. Er is ook nooit een schriftelijke beslissing genomen.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat klager bij binnenkomst in de j.j.i. de Hartelborgt heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor verlof. Daarbij is aangegeven dat dat niet mogelijk was. Toen klager in november
2010 vernam dat de eerdere reactie was gebaseerd op het oude verloftoetsingskader, heeft hij zich wederom gewend tot het personeel met de vraag naar verlofmogelijkheden. Van een formeel verzoek om verlof alsook een schriftelijke (negatieve) beslissing
daarop is noch in de periode augustus 2010, noch in de periode november 2010 gebleken. Van een formele of fictieve weigering of anderszins als beklagwaardig aan te merken beslissing is dan ook geen sprake. Om die reden kon klager niet worden ontvangen
in zijn beklag.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 14 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven