nummer: 11/801/JA
betreft: [klager] datum: 12 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens
[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2011 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw voormeld en [...], namens de directie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens fysiek geweld jegens personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 26 oktober 2010 was klager jarig en kwamen zijn vader en zus op bezoek. Na het bezoek vroeg klager naar onderwijs te mogen gaan. Hij kreeg te horen dat, ondanks een eerdere toezegging, dit niet mogelijk was, omdat er niet op klager gerekend was.
Klager reageerde geïrriteerd en pakte een biljartkeu. Hij heeft deze echter niet omhoog gehouden, noch ermee gezwaaid. Omdat een groepsleider de keu ook beetpakte en beiden er aan trokken viel klager op de grond. Daarna werd klager buitenproportioneel
aangepakt. Klager heeft wel tijdens het vervoer naar de iso dreigende taal geuit, maar eenmaal in de iso niet de hem toegedichte bedreigingen naar de groepsleider. Een plaatsing van zeven dagen in een strafcel is een te zware straf. De duur van de
straf
lag al vast, wel kwam er dagelijks een gedragsdeskundige vragen hoe het met klager ging. Klager heeft zich bij die gelegenheden rustig gedragen. Wel heeft klager aangegeven nog niet met de betreffende groepsleider in gesprek te kunnen gaan. Er is geen
verslag van ieder gesprek dat er geweest zou zijn. Klagers gedrag is dan ook niet achteraf te toetsen.
Na afloop van de disciplinaire straf is hij ook nog overgeplaatst.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager is naar aanleiding van zijn gedrag een disciplinaire straf van zeven dagen aangezegd. Dit betekent niet dat de straf ook daadwerkelijk zo lang hoeft te duren. Klager is iedere dag gezien door een gedragsdeskundige om te bezien of de
disciplinaire straf nog gerechtvaardigd was. Klager bleef echter dreigend en persisteerde in zijn bedreigende uitlatingen richting groepsleider. Klager uitte zich niet bedreigend naar de gedragsdeskundige, maar er was wel een spanningsopbouw merkbaar
bij het gesprek over het incident. Daaruit is de conclusie getrokken dat klager nog niet in staat was tot een verzoeningsgesprek met de groepsleider. Vandaar dat klager uiteindelijk de volle periode in de strafcel heeft verbleven. Omdat overplaatsing
naar een andere groep voor de inrichting geen optie was, is klager overgeplaatst naar een andere j.j.i. Deze overplaatsing was in verband met het aankomende weekend al op vrijdag in gang gezet en maandagochtend is klager opgehaald. Met de houding van
klager in het weekend is geen rekening meer gehouden.
3. De beoordeling
Vast staat dat klager, nadat hij vernam dat hij niet naar onderwijs mocht, geïrriteerd is geraakt. Echter, niet is komen vast te staan dat klager werkelijk geweld heeft willen gebruiken of andere ongeoorloofde gedragingen heeft willen vertonen. Dat hij
met het pakken van de biljartkeu mogelijk de indruk wekte hiermee tot geweld over te gaan is in het licht van zijn geïrriteerde houding en wat daaraan voorafging niet onbegrijpelijk. Dat klager een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen is niet
onredelijk of onbillijk. Echter, namens de directie had er alles aan gedaan moeten worden de duur van de, voorlopig opgelegde, straf tot een minimum te beperken. Niet is gebleken dat dat is gebeurd. Weliswaar is klager iedere dag bezocht door een
gedragsdeskundige, maar van die contacten zijn niet alle verslagen voorhanden. Of klager werkelijk in zodanige gemoedstoestand heeft verkeerd dat de straf dagelijks voortgezet moest worden, kan daardoor niet worden beoordeeld. Ook is niet gebleken
welke
acties er zijn ondernomen klager ertoe te bewegen zijn houding aan te passen.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is onvoldoende aannemelijk geworden dat de duur van de opgelegde disciplinaire straf redelijk en billijk is geweest. Naar het oordeel van de beroepscommissie had een straf van drie dagen
voldoende moeten zijn geweest. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard voor zover het de termijn van drie dagen overschrijdt en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de disciplinaire straf de duur van drie dagen overschrijdt, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 12 juli 2011
secretaris voorzitter