Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0865/GA, 11 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/865/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 maart 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.J. Sol en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet tijdig toelaten van het bezoek tot de inrichting op 29 oktober 2010;
b. het door medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) niet in behandeling nemen van een verzoek tot overplaatsing naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.);
c. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens dreigend gedrag en verbaal agressief gedrag jegens een personeelslid;
d. de beëindiging van het traject Terugdringen Recidive (TR) omdat klager zich niet begeleidbaar zou opstellen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt mondeling toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt mondeling nader toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Waar door en namens klager is aangevoerd dat zijn bezoekers te laat tot de bezoekzaal zijn toegelaten, geldt dat die te late toelating te wijten is aan het feit dat het bezoek van klager zich pas om 12.35 uur heeft gemeld bij de inrichting. Gelet
daarop
is de vertraging waarmee de bezoekers in de bezoekzaal kwamen niet aan (handelen namens) de directeur te wijten maar aan die bezoekers zelf. Hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – kan daarom niet leiden tot
een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Een gedetineerde kan – door tussenkomst van medewerkers van het b.s.d. – aan de selectiefunctionaris verzoeken om overplaatsing naar een (z.)b.b.i. De selectiefunctionaris is op grond van artikel 15, derde lid, van de Pbw, bij uitsluiting bevoegd om
op
een dergelijk verzoek te beslissen. Ook als een dergelijk verzoek op voorhand door (de medewerkers van) het b.s.d. als niet-toewijsbaar wordt beoordeeld, dan nog heeft de inrichting de plicht dat verzoek te behandelen en door te zenden aan de
selectiefunctionaris. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag moet alsnog gegrond
worden verklaard.
Nu klager feitelijk geen nadeel heeft ondervonden van de bestreden beslissing van de directeur, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
In beroep is aangevoerd dat de aan klager opgelegde disciplinaire straf is opgelegd naar aanleiding van een verslag van een penitentiair inrichtingsmedewerker en een melding van het waarnemend hoofd Coördinatiebureau TR.
Daargelaten het antwoord op de vraag of het verslag op ambtseed is opgemaakt, hetgeen overigens in dit geval niet is vereist voor een dergelijk verslag, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager zich jegens de trajectbegeleider
TR zodanig heeft gedragen, dat dit de oplegging van onderhavige disciplinaire straf rechtvaardigde. Die beslissing wordt, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet onredelijk of onbillijk geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd
kan daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d van het beklag:
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag zal daarom ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, c en d en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
De beroepscommissie bepaalt dat geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.I. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven