Nummer: 11/1369/GB
Betreft: [klager] datum: 1 augustus 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 9 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft sedert 16 maart 2011 in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem. De fictieve einddatum van detentie is gesteld op 8 juni 2012.
3. De standpunten
3.1. Klager en zijn raadsman mr. H. Blaauw hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, het beroep niet toegelicht.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie en de Politie hebben negatief geadviseerd omtrent klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. Er loopt een procedure tot ongewenstverklaring en gevreesd wordt dat klager zich aan detentie zal onttrekken op het moment dat hem
meer
vrijheden worden toegestaan. Uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering is gebleken dat klager veel alcohol dronk. Klager geeft aan dat als hij geen alcohol had gedronken hij waarschijnlijk geen detentieproblemen had gehad. Aan deze
alcoholverslaving is tot nu toe niets gedaan en dit is ook een reden om te twijfelen aan het goed verlopen van de verloven.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Het Openbaar Ministerie en de Politie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i. Klager heeft de Roemeense nationaliteit en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Klager heeft geen officiële
binding met Nederland en hij zal na het uitzitten van zijn straf hoogstwaarschijnlijk worden uitgezet. De kans wordt reëel geacht dat klager niet zal terugkeren van verlof of dat hij zich zal onttrekken aan zijn detentie als hij in een b.b.i. zal
worden
geplaatst.
Het Ressortsparket Amsterdam en de Politie hebben eind 2010 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers detentiefasering. De locatie Zuid te Arnhem heeft op 20 april 2011 gezien de eerdergenoemde negatieve adviezen en het feit dat er een procedure tot
ongewenstverklaring loopt eveneens negatief geadviseerd.
Uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering is gebleken dat klager voor zijn detentie veel alcohol dronk. Aan deze alcoholverslaving is tot nu toe niets gedaan en er is daarom onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden kunnen worden aangenomen als een contra-indicatie voor klagers plaatsing in een b.b.i.
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 augustus 2011
secretaris voorzitter