nummer: 11/796/GM
betreft: [klager] datum: 28 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 maart 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te worden gehoord. Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Grave hebben schriftelijk laten weten
niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 december 2010, betreft het niet verlenen van adequate medische zorg in verband met klagers chronische rugklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft – zakelijk weergegeven - zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is rugpatiënt en door zijn langdurig verblijf op cel en de zeer slechte staat van zijn matras, is zijn status sinds zijn binnenkomst in de inrichting verslechterd. Klager
heeft verzocht om een tweede kussen. Klager slikt nu extra medicijnen en heeft zelf pogingen ondernomen om meer te bewegen door cardiologische fitness en het verzoek in aanmerking te komen voor de functie van reiniger. Klager wil een intensievere
begeleiding door de medische dienst.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is regelmatig bij de medische dienst geweest in verband met rugklachten. Klager is bekend met lumbago, soms acuut optredend. Aan klager zijn pijnstillers en spierverslappers verstrekt en
hij heeft fysiotherapie gekregen met goed resultaat. Klager is zesmaal behandeld door de fysiotherapeut en heeft oefeningen meegekregen om op cel te doen. Uit het medisch dossier blijkt niet dat klager heeft verzocht om een medisch matras, hetgeen niet
wil zeggen dat het niet is gevraagd. In de inrichting is het niet toegestaan om een apart matras te bestellen. De verstrekking van een tweede kussen is bij klager niet geïndiceerd.
Klager is telkens op zijn verzoek gehoord en onderzocht naar aanleiding van zijn klachten.
3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat klager veelvuldig is gezien door de medische dienst en is onderzocht naar aanleiding van zijn rugklachten. Aan hem is medicatie verstrekt en hij is verwezen naar fysiotherapie. Niet is
gebleken dat bij klager sprake zou zijn van zodanige rugklachten dat daarvoor een speciaal matras, dat overigens ook niet als zodanig bestaat, geïndiceerd zou zijn. Ook een tweede kussen is niet geïndiceerd. De beslissing klager al dan niet aan te
stellen in de functie van reiniger ligt niet bij de medische dienst maar bij de directeur van de inrichting. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan
worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011
secretaris voorzitter