Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0693/GM, 28 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/693/GM

betreft: [klager] datum: 28 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 februari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te worden gehoord. Klager, die inmiddels is overgeleverd aan Duitsland, is niet verschenen. De
inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 december 2010, betreft het niet opvolgen van het advies van de cardioloog en het voorschrijven van medicatie (betablokkers) waar men duizelig van wordt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht – zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager is op zaterdag 27 november 2010 flauwgevallen. Na onderzoek door de inrichtingsarts is klager verwezen naar het ziekenhuis. Neurologisch onderzoek heeft niets uitgewezen. De
cardioloog heeft aangegeven dat bij herhaling van de klachten hij moest terugkomen. In de nacht van zondag op maandag 29 november 2010 is klager wederom flauwgevallen. Pas op maandagochtend om 11.00 uur is klager opgeroepen voor de medische dienst. De
inrichtingsarts oordeelde dat het niet nodig was contact te leggen met het ziekenhuis. Hij gaf aan dat het wellicht stress is en een gesprek met de psycholoog klager goed zal doen. Tevens werden aan klager betablokkers voorgeschreven om rustig te
worden. Klager heeft geen psycholoog gezien en hij heeft nog steeds last van duizeligheid. Medicijnen verhelpen dit niet en hebben als bijwerking o.a. duizeligheid. Klager heeft de medicijnen daarom geweigerd. Klager vindt het onverantwoord hoe de
medische dienst met hem omgaat. Hij vindt het onbegrijpelijk dat wordt voorbijgegaan aan het advies van een specialist.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is in het weekend van 27 november 2010 gecollabeerd en via de spoedeisende hulp van het ziekenhuis bij de neuroloog en de cardioloog geweest. Deze konden geen oorzaak aanwijzen voor de
collaps. De klachten van klager zijn door de inrichtingsarts als psychogeen geïnterpreteerd en aan klager zijn betablokkers (propanolol) voorgeschreven in verband met mogelijk hyperventilatieklachten. Na een week op 6 december 2010 is klager retour
gekomen. Hij heeft de medicatie geweigerd, maar maakt het verder prima. Besloten is het aan te zien. Daarna heeft de inrichtingsarts niet meer van klager vernomen.
Of klager ook op 28 en 29 november 2010 is gecollabeerd, is de inrichtingsarts niet medegedeeld en is ook niet relevant gezien de uitgebreide rapportage van de neuroloog. De neuroloog stelt nadrukkelijk dat er geen aanwijzingen waren voor andere
neurologische pathologie buiten de collaps eci en commotio cerebri. Gezien het beloop op korte termijn was er geen reden om aan deze diagnose te twijfelen. Alleen bij vaker optreden zou wellicht een vervolg moeten komen. De huidige migraine-achtige
klachten waren al bekend uit de voorgeschiedenis en onderschrijven de gedachte aan een psychogene component. De inrichtingsarts kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het consult met de psychiater in plaats van met de psycholoog.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat klager op 27 november 2010 is flauwgevallen. Klager is onderzocht door een arts en ingezonden naar het ziekenhuis, waar hij is onderzocht door een neuroloog en cardioloog. Daarbij zijn
geen afwijkingen geconstateerd. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat de medische dienst onzorgvuldig heeft gehandeld door klager later in dat weekend na een volgende collaps, niet wederom in te sturen naar het ziekenhuis. Alleen indien een
collaps zich vaker zou voordoen, zou inzending in de rede liggen en niet al direct een dag later. Het voorschrijven van betablokkers is evenmin onzorgvuldig.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven