Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0231/GM, 28 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/231/GM

betreft: [klager] datum: 28 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 januari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Figge. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Haarlem is zonder bericht van verhindering niet
ter
zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 oktober 2010, betreft de ontoereikende verstrekking van ritalin.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht – zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager is op 15 oktober 2010 binnengekomen in de p.i. Haarlem en gebruikt al zes jaar lang dagelijks 6x30 mg ritalin. Klager heeft ADHD. Toediening geschiedde om de twee
uur met 1 dosis van 30 mg. De dagelijkse hoeveelheid bedraagt 180 mg. Klagers innameschema is in de p.i. Haarlem veranderd in viermaal daags om 8.00 uur (4x10mg), 12.00 uur (5x10mg), 17.00 uur (4x10mg) en 22.00 uur (5x10mg). Tussen de tweede en derde
verstrekking zit vijf uur. Volgens de bijsluiter bij ritalin en de mening van sommige psychiaters is het werkzame effect van ritalin na vier uur tenietgedaan. Klager ervaart dagelijks drie momenten dat de (therapeutische) werking weg is. Ook wordt
toediening na 18.00 uur ontraden, omdat dit een nadelig effect heeft op de slaap. Op 10 november 2010 was met de arts afgesproken dat het innameschema zou worden veranderd en klager medicijnen op cel mocht hebben om deze zelf in te nemen. Dit heeft
niet
plaatsgevonden, omdat het beleid van de inrichting ervan uitgaat dat geen medicijnen op cel voorhanden mogen worden gehouden.
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de p.i. Almere en krijgt thans weer zesmaal daags 30 mg ritalin. Het gebruik van andere medicatie, bijvoorbeeld concerta, is geen optie. De ritalin werkt sneller en is daarom in het geval van klager beter.
Klager gebruikt al lange tijd ritalin. Er is onderzoek gedaan naar de beste dosering voor klager. Voor klager is het van groot belang dat de medicamenten tijdig worden ingenomen. Op het moment dat klager niet na twee uur zijn medicijnen inneemt, kan
hij
ontregeld raken (rebound-effecten) en agressief worden. Ter zitting van de beroepscommissie wordt een brief overgelegd van een wetenschappelijk medewerker van het Trimbos-instituut die op persoonlijke titel ingaat op het belang van een zorgvuldige
begeleiding van ADHD patiënten. De medicatie kan afwijken van wat gemiddeld genomen werkzaam is. Sommige patiënten ondervinden meer bijwerkingen bij langwerkende middelen. Sommige patiënten hebben aanzienlijk hogere doseringen nodig. Gelet hierop kan
de
omstandigheid dat de apotheker akkoord is gegaan met de wijziging, niet als reden worden gegeven dat de wijziging juist is.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De klacht betreft het feit dat klager ritalin in vier giften krijgt en niet meer alles in één keer op cel voor het innemen van zesmaal per dag 30 mg. In de p.i. Haarlem is een levendige handel
in allerlei medicamenten ontstaan, waaronder ritalin. Om dit tegen te gaan, is besloten dat de ritalin onder toezicht moet worden ingenomen. Zesmaal per dag is geen optie. In het geval van klager is gekozen voor viermaal per dag. Uiteraard is overleg
geweest met de apotheek, die de medische dienst verzekerde dat dit farmacologisch geen probleem was.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat bij klager ADHD is gediagnosticeerd, waarvoor hij ritalin krijgt voorgeschreven. De werking van ritalin varieert tot drie dan wel tot zes uur na inname. Voor klagers verblijf in de p.i.
Haarlem gebruikte hij de ritalin in een dosering van zesmaaldaags 30mg. In de p.i. Haarlem wordt aan klager echter viermaaldaags ritalin verstrekt, namelijk om 8.00 uur (4x10mg), 12.00 uur (5x10mg), 17.00 uur (4x10mg) en 22.00 uur (5x10mg).
De inrichtingsarts heeft getracht klager zoveel mogelijk tegemoet te komen door klager de medicatie in eigen beheer te geven. In de p.i. Haarlem geldt echter als regel dat de ritalin onder toezicht moet worden ingenomen, teneinde handel in ritalin te
voorkomen. Het is derhalve niet toegestaan deze medicatie op cel voorhanden te hebben. De inrichtingsarts heeft de apotheker geconsulteerd die in de wijziging farmacologisch geen problemen zag. De inrichtingsarts heeft daarmee medisch zorgvuldig
gehandeld. Van belang acht de beroepscommissie tevens dat uit de stukken naar voren komt dat klager zijn medicatie niet trouw inneemt en geen gesprek wilde aangaan met de psycholoog of psychiater. Voor zover klager klager last heeft van
rebound-effecten
in de vorm van toennemende agressie, kan uit het vorenstaande niet worden geconcludeerd dat de negatieve effecten geheel en al zijn te wijten aan de wijziging van het innameschema van de ritalin. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven