nummer: 11/985/GM
betreft: [klager] datum: 28 juli 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 maart 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel , is klager gehoord. De raadsman van klager, mr. C.F. Wassenaar, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij tevens
verzocht de behandeling van het beroep aan te houden. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Esserheem is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 december 2010, betreft het niet voorschrijven van pijnmedicatie als gevolg van een reumatische aandoening.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is – zakelijk weergegeven - de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft ernstige pijnklachten vanwege een reumatische aandoening, doch hiervoor heeft hij geen pijnmedicatie ontvangen. De inrichtingsarts suggereert dat klager,
doordat hij de rechten van anderen heeft geschonden door een strafbaar feit te plegen, hij niet erop hoeft te rekenen dat zijn rechten wel gerespecteerd worden. Klager vindt deze reactie van de inrichtingsarts ongepast. De inrichtingsarts is
bevooroordeeld en mogelijk niet geschikt als arts in een penitentiaire inrichting. Klager heeft tweemaal geen specialist kunnen zien door nalatigheid van de medische dienst.
De inrichtingsarts geeft geen verklaring voor het feit dat het advies van de neuroloog niet is gevolgd. Klager heeft hierdoor onnodig moeten lijden, wat makkelijk had kunnen worden voorkomen door een pijnstiller. Klager is anders behandeld dan volgens
het equivalentiebeginsel had moeten plaatsvinden.
Klager heeft bij binnenkomst in de p.i. Esserheem aangegeven dat hij last had van zijn rechterarm. In de vorige inrichting kreeg klager ibuprofen verstrekt. De klachten hielden aan en klager is toen verwezen naar het ziekenhuis. Klager kreeg ondanks
het
advies geen pijnmedicatie in Esserheem. Pas na zijn overplaatsing in februari 2011 kreeg klager pijnmedicatie verstrekt.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is meerdere malen door de inrichtingsarts gezien vanwege klachten aan de rechterhand en is verwezen naar de neuroloog. De arts heeft het medicatievoorstel van de neuroloog niet gevolgd,
omdat er geen duidelijke diagnose door de neuroloog is gesteld. De arts hoeft ook niet in te gaan op het voorstel. Klager is nog steeds onder behandeling bij de neuroloog. In een schriftelijke reactie aan de advocaat van klager is door de
inrichtingsarts een niet passend argument gebruikt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsman om aanhouding van de behandeling van het beroep af.
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is vast komen te staan dat klager geen pijnmedicatie verstrekt heeft gekregen, terwijl hij heeft aangegeven pijn te ondervinden in zijn rechterhand. Gelet op het feit dat klager in de vorige inrichting van
verblijf (p.i. Zoetermeer) ibuprofen verstrekt heeft gekregen, valt niet in te zien waarom hem ook thans geen pijnmedicatie is verstrekt. De door de inrichtingsarts gegeven reden dat de diagnose niet vast stond, is in dit geval geen goede reden af te
zien van medicatieverstrekking. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard. Voor het door klager ondervonden ongemak zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van
€ 50,=.
De beroepscommissie merkt op dat op grond van artikel 28 Pm alleen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts een klacht kan worden ingediend. Tegen feitelijk handelen, zoals in casu de bejegening van de inrichtingsarts van klager door te
verwijzen naar de plichten van klagers ten opzichte van burgers, kan niet worden geklaagd. Klager dient in zoverre niet-ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de klacht is gericht tegen het niet verstrekken van pijnmedicatie.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht wat betreft de opmerking van de inrichtingsarts over de plichten van klager jegens burgers.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Esserheem toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2011
secretaris voorzitter