Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1837/GV, 25 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1837/GV

betreft: [klager] datum: 25 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E. Toxopéus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.E. Toxopéus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep schriftelijk toegelicht. Met name ten aanzien van het gevaar van slachtofferconfrontatie wordt aangevoerd dat het verlofadres op ongeveer 10 kilometer van het woonadres van het slachtoffer is gelegen. De kans op een
confrontatie is uiterst gering en kan door oplegging van een bijzondere voorwaarde nog verder ingeperkt worden. Klager zal aan een dergelijke voorwaarde meewerken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie Rotterdam heeft negatief geadviseerd. De kans wordt groot geacht dat het slachtoffer geconfronteerd wordt met klager omdat zijn familie en vrienden in dezelfde wijk
wonen. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Klager heeft een grote recidivestaat. Naar aanleiding van de Risico-inventarisatie (Risc) wordt een behandeling in een dubbeldiagnosekliniek voorgesteld. De voorbereidingen voor een
behandeling zijn in volle gang en er is een indicatiestelling voor een artikelplaatsing aangevraagd bij de NIFP. De behandeling is nog niet gestart. Uit de afgenomen Risc blijkt dat het risico van onttrekking aan de voorwaarden groot is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met de negatieve adviezen van het OM, de politie Rotterdam en de hoge score bij de Risicoinventarisatie (Risc).
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van te verlenen van verlof in verband met het gevaar van slachtofferconfrontatie en recidivegevaar.
De politie Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een eventueel verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 mei 2012. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van drie dagen en één dag gijzeling
op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

In het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) is bij klager (onder meer) een Risc afgenomen. Daaruit is naar voren gekomen dat klager hoog scoort op recidivegevaar en dat er risico bestaat dat klager zich zal onttrekken aan eventuele in het
kader van een TR-traject te stellen voorwaarden. De beroepscommissie stelt daarbij vast dat klager een forse recidivestaat heeft, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een zedendelict. Klager heeft aangegeven medewerking te willen
verlenen aan een re-integratietraject, welk traject in voorbereiding is en nog een aanvang moet nemen. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat er vooralsnog, zolang dat re-integratietraject niet is gestart, sprake is van een
contra-indicatie voor verlofverlening. Die contra-indicatie rechtvaardigt de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond
zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat de door het OM aangevoerde vrees voor ongewenste slachtofferconfrontatie in de toekomst niet tot een afwijzing van een verzoek om verlof hoeft te leiden. Die vrees kan immers worden ondervangen door aan een
verlofverlening een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende een verbod om zich te begeven naar of te bevinden in Rotterdam-Zuid.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven