Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0170 C, 31 mei 1999, beroep
Uitspraakdatum:31-05-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/170

betreft: [...] datum: 31 mei 1999

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 24september 1998 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 september 1998 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de tbs-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 1999, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "Over-Amstel" te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.E.G. Peters. Hiervan is het aangehechteverslag opgemaakt.
Het hoofd van de tbs-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal is niet ter zitting verschenen. Daags na de zitting is telefonisch medegedeeld dat er in de inrichting administratief iets is misgelopen waardoor er geen vertegenwoordigervan de inrichting ter zitting aanwezig was. Desgevraagd is namens het hoofd van de inrichting op 8 april 1999 nadere telefonische informatie verstrekt. Appellants raadsman is van deze informatie op de hoogte gesteld en is in degelegenheid gesteld daarop te reageren.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet vrij mogen beschikken over geld dat door het hoofd van de inrichting op een ten name van klager staande spaarrekening voor klager wordt beheerd.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
Door en namens klager is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts is aangevoerd dat de beklagcommissie klager ten onrechte niet in zijn beklag heeft ontvangen. De situatie ligt ietsgenunanceerder dan door de beklagcommissie is weergegeven. Klager heeft f. 2.000,= ontvangen van de Minister van Justitie als voorschot in het kader van de schadevergoeding voor zijn lange passantentijd. De kliniek heeft dit bedragovergeboekt naar een interne spaarrekening. Klager heeft gevraagd om f. 1.500,= op een rentedragende rekening buiten te inrichting te mogen storten. Dit verzoek is door het hoofd van de inrichting afgewezen. Gelet op het bepaalde inartikel 56, eerste lid, onder e, van de BVT had klager in zijn beklag moeten worden ontvangen.
Ingevolge artikel 40 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (RVT) berust het beheer van eigen geld van de verpleegde bij het hoofd van de inrichting. De vraag die zich opdringt is wat beheer eigenlijk inhoudt. Watdat betreft ligt rechtsongelijkheid op de loer. Volgens appellants raadsman is beheer niet meer dan zaakwaarneming. Het eigen geld van de verpleegde bevindt zich weliswaar op een rekening van de inrichting, maar de verpleegde is enblijft beheersbevoegd. Als de verpleegde zegt dat het geld naar een rekening buiten de inrichting moet worden overgemaakt, dan moet dat gewoon kunnen. Zou de verpleegde als niet beheersbevoegd worden aangemerkt dan lijkt zulks instrijd met de Grondwet en het EVRM.
Klager heeft nog opgemerkt dat hij het er in beginsel mee eens was dat een bedrag van f. 1.500,= zou worden aangewend voor resocialisatiedoeleinden, maar hij had dan wel graag gezien dat dit bedrag op een rekening buiten deinrichting zou worden gestort. De gedachte dat klager het geld, als het eenmaal op een rekening buiten de inrichting zou staan, over de balk zou smijten, vindt hij onterecht.

In reactie op de namens het hoofd van de inrichting verstrekte telefonische inlichtingen d.d. 8 april 1999 heeft klagers raadsman bericht dat klager zijn eerder ingenomen standpunt handhaaft. Klager wil zelf over zijn geld kunnenbeschikken en niet gedwongen zijn aanwijzingen van de inrichting op te volgen. Klager is niet onder bewind gesteld, noch onder curatele gesteld. Ook is er geen enkele andere reden tot zaakwaarneming, nu klager daartoe helemaal geenopdracht aan de inrichting heeft gegeven.

2.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Namens het hoofd van de inrichting is op 8 april 1999 telefonisch volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts is aangegeven dat het bedrag van f. 2.000,= op een ten name van klager staande internespaarrekening is gestort. Deze spaarrekening levert 3,3 % rente op. Naast deze spaarrekening, die speciaal is geopend om grotere sommen geld op te storten, is er ook een gewone lopende rekening voor klager geopend met een lagerrentepercentage, namelijk 2,7 %.

3. De beoordeling
Klager heeft zich erover beklaagd dat zijn verzoek om f. 1.500,= van een interne, door het hoofd van de inrichting voor hem beheerde spaarrekening over te boeken naar een spaarrekening buiten de inrichting is afgewezen. Eendergelijk beklag is aan te merken als een beklag in de zin van artikel 56, eerste lid, onder e, van de BVT. De beklagcommissie heeft klager derhalve ten onrechte niet in zijn beklag ontvangen. De beroepscommissie zal dit alsnog doenen het beklag inhoudelijk beoordelen.

Artikel 40 van het RVT bepaalt wat onder eigen geld van een verpleegde moet worden verstaan en regelt het beheer van dit eigen geld door het hoofd van de inrichting. De Nota van Toelichting op het RVT houdt met betrekking totartikel 40, voorzover hier van belang, het volgende in:
"Gedurende het verblijf in de inrichting kan de verpleegde geld ontvangen. Dit kan bijvoorbeeld zijn een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, het zak- en kleedgeld van de minister (zie de toelichting bij artikel 41), geld datdoor familie aan hem wordt overgemaakt of het door hem in de inrichting verdiende geld. De Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing adviseerde de regel op te nemen dat de verpleegde vrij is te beschikken over zijn geld, tenzij inhet verplegings- en behandelingsplan anders wordt bepaald. Ik heb dit voorstel niet overgenomen. In verreweg de meeste gevallen zijn de verpleegden niet in staat om met hun geld op een verantwoorde manier om te gaan (men denke aan(gok)verslaving). Het leren omgaan met geld is een van de vele aspecten van verpleging. Met het oog hierop is in dit artikel als uitgangspunt genomen dat de inrichting dit geld voor de verpleegde beheert, tenzij in het kader van deverpleging en behandeling is bepaald dat de verpleegde dit zelf kan doen. Dit zal met name in de latere fasen van de verpleging het geval zijn. Reeds vele jaren is het in deze gebruikelijk dat de inrichting ten behoeve van deverpleegde een rekening bijhoudt. In het derde lid is dit neergelegd." (Stb. 1997, nr. 21, blz. 44).

Blijkens de Nota van Toelichting is het niet de bedoeling van de wetgever geweest om een verpleegde vrij over het geld te laten beschikken dat hij tijdens zijn verblijf in een inrichting ontvangt. Het beheer van dat geld ligt bijhet hoofd van de inrichting. Indien de tbs-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal een grote som geld ten gunste van een verpleegde ontvangt, wordt aan dit beheer vorm gegeven door die som geld te storten op een rentedragendespaarrekening ten name van die verpleegde. Ook in het onderhavige geval is het door de Minister naar klager overgemaakte geld op een interne rentedragende spaarrekening ten name van klager gestort.
De weigering van het hoofd van de inrichting een bedrag van f. 1.500,= van deze spaarrekening over te maken naar een spaarrekening buiten de inrichting kan, gelet op de hem toekomende beheersbevoegdheid als bedoeld in artikel 40 vanhet RVT alsook gelet op de wijze waarop hij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, prof.dr. L.A.J.M. van Eck en mr. J. Krul–Steketee, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 31 mei 1999.

secretaris voorzitter

Nummer: C 98/170

Betreft: [...], verder te noemen appellant.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 25 maart 1999, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N.A.M. Schipper,
leden: prof.dr. L.A.J.M. van Eck en mr. J. Krul–Steketee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. P.N.E. Plooij.

Gehoord is appellant, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.E.G. Peters. Het hoofd van de tbs-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal is niet ter zitting verschenen.

Door en namens appellant is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet in zijn beklag ontvangen. De situatie ligt iets genunanceerder dan door de beklagcommissie is weergegeven. Klager heeft f. 2.000,= ontvangen van de Minister van Justitie alsvoorschot in het kader van de schadevergoeding voor zijn lange passantentijd. De kliniek heeft dit bedrag overgeboekt naar een interne spaarrekening. Klager heeft gevraagd om f. 1.500,= op een rentedragende rekening buiten teinrichting te mogen storten. Dit verzoek is door het hoofd van de inrichting afgewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 56, eerste lid, onder e, van de BVT had klager in zijn beklag moeten worden ontvangen.
Ingevolge artikel 40 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (RVT) berust het beheer van eigen geld van de verpleegde bij het hoofd van de inrichting. De vraag die zich opdringt is wat beheer eigenlijk inhoudt. Watdat betreft ligt rechtsongelijkheid op de loer. Volgens appellants raadsman is beheer niet meer dan zaakwaarneming. Het eigen geld van de verpleegde bevindt zich weliswaar op een rekening van de inrichting, maar de verpleegde is enblijft beheersbevoegd. Als de verpleegde zegt dat het geld naar een rekening buiten de inrichting moet worden overgemaakt, dan moet dat gewoon kunnen. Zou de verpleegde als niet beheersbevoegd worden aangemerkt dan lijkt zulks instrijd met de Grondwet en het EVRM.
Klager heeft nog opgemerkt dat hij het er in beginsel mee eens was dat een bedrag van f. 1.500,= zou worden aangewend voor resocialisatiedoeleinden, maar hij had dan wel graag gezien dat dit bedrag op een rekening buiten deinrichting zou worden gestort. De gedachte dat klager het geld, als het eenmaal op een rekening buiten de inrichting zou staan, over de balk zou smijten, vindt hij onterecht.

secretaris voorzitter

Naar boven