Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0172/GA, 11 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/172/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 januari 2011 van de beklagcommissie bij de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. K. Renssen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. (335) Het niet aangeboden krijgen van sportfaciliteiten in week 45 van 2010;
2. (336, 345, 369, 385, 398, 401) Het geen gebruik mogen maken van onderwijsfaciliteiten;
3. (330, 334, 339, 343, 344, 351, 356, 367, 371, 372, 373, 375, 377, 384) De uitsluiting van deelname aan activiteiten, te weten arbeid;
4. (342, 355, 358, 359, 378, 380) Het niet mogen hebben van boeken en een computer op cel;
5. (354, 357, 362, 363, 364, 365, 379, 381, 397) Het niet of niet tijdig verzenden van poststukken;
6. (366, 376) Het gegeven dat klagers telefoongesprekken worden opgenomen;
7. (368, 396) Het gegeven dat klager tweemaal geen gebruik heeft kunnen maken van de bibliotheek;
8. (382) De afschrijving van geld van klagers rekening-courant zonder zijn toestemming;
9. (383) Het openen van post van de IND;
10. (399) De beslissing van de directeur om klager stelselmatig wekelijks te fouilleren en
11. (395, 400) Stelselmatige controle van brieven en andere poststukken.

De beklagcommissie heeft de beklagen met de nummers 336, 345, 369, 385, 398 en 401 gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is geen tegemoetkoming toegekend.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagen met de nummers 335, 342, 368, 382 en 396 en heeft de overige klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is gemotiveerd toegelicht dat en waarom klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de beklagcommissie. Voorts wordt verzocht om toekenning van een tegemoetkoming.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft daarop gemotiveerd gereageerd.

3. De beoordeling
Klacht onder 1
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Klachten onder 2
De beroepscommissie deelt het oordeel van klagers raadsman dat het al dan niet bewust achterhouden van informatie geen grond vormt om geen tegemoetkoming toe te kennen. Aan de orde is de vraag of het gegeven dat klager gedurende de periode die zijn
klachten omvatten ten onrechte - een mogelijke ongewenstverklaring van klager vormt immers geen rechtvaardiging voor de uitsluiting van klager van het onderwijs - geen onderwijs heeft kunnen volgen, grond vormt voor de toekenning van een
tegemoetkoming.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks het geval is en zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Dat klager inmiddels deelneemt aan het onderwijs doet daaraan niet af. De tegemoetkoming zal worden vastgesteld op € 20,=.

Klachten onder 3
Namens klager is aangegeven dat de klachten niet zagen op het niet mogen werken, maar op het feit dat klager geen alternatieven werden geboden en hij gedurende onder meer de voor de arbeid bestemde uren werd ingesloten. Dit is op geen enkele wijze
weersproken. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de klachten gegrond hadden dienen te worden verklaard en zal zulks alsnog doen. Blijkens de uitspraak van de beklagcommissie is klager na ongeveer vijf weken aan het werk gegaan. De
beroepscommissie zal een tegemoetkoming van € 15,= per week toekennen.
Voorts wordt nog aangevoerd dat klager gedurende de weken dat hij niet naar de arbeid ging geen loon heeft ontvangen. Hiervan is niet gebleken. Bovendien is door de directeur tijdens de behandeling van het beklag aangegeven dat klager gedurende deze
periode wel degelijk loon heeft ontvangen. Dit onderdeel van de klachten zal ongegrond worden verklaard.

Namens klager wordt nog aangevoerd dat de beklagcommissie zich ten aanzien van de klacht met nummer 344 onjuist heeft uitgesproken. Deze klacht is tezamen met klachten over insluiting gedurende de voor arbeid bestemde uren behandeld onder de noemer
‘uitsluiting deelname activiteiten’. Klagers raadsman betitelt de klacht als “het opsluiten tijdens bezoekactiviteiten [...]”, hetgeen naar het oordeel van de beroepscommissie op hetzelfde neerkomt. Niet duidelijk is kunnen worden waar enige onjuistheid
in zou schuilen.

Klachten onder 4
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Klachten onder 5
Van hetgeen door en namens klager is aangevoerd - namelijk dat post niet ten spoedigste is verzonden en geweigerd is stukken te verzenden - is op geen enkele wijze kunnen blijken. Van een beslissing in de zin van artikel 60 van de Pbw is dan ook geen
sprake. Klager had derhalve niet-ontvankelijk moeten zijn verklaard in deze beklagen.

Klachten onder 6
Ten onrechte oordeelt de beklagcommissie dat het opnemen van telefoongesprekken een standaardprocedure is welke berust op een wettelijke basis en dat dit een algemene regel betreft. Artikel 39, tweede lid, van de Pbw verschaft de directeur de
bevoegdheid te bepalen dat toezicht op de telefoongesprekken wordt uitgeoefend, maar daarmee kan opname van telefoongesprekken niet als regel plaatsvinden. In standaardopname van telefoongesprekken voorziet de wet dus niet. Het toezicht dient te worden
uitgeoefend met het oog op enkele nader in de wet omschreven belangen en dat betekent dat de directeur een belangenafweging dient te maken. Dat de directeur in dit geval een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt, is onvoldoende aannemelijk
geworden.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing om in de periode van 1 tot en met 14 november 2010 klagers telefoongesprekken op te nemen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk dient te worden
aangemerkt. De klachten zullen alsnog gegrond worden verklaard en een tegemoetkoming zal worden vastgesteld op € 20,=.

Klachten onder 7
Klagers raadsman heeft aangevoerd dat personele problemen de directeur kunnen worden aangerekend. De beroepscommissie is van oordeel dat deze stelling juist is en klager zal alsnog worden ontvangen in zijn beklag.
De bibliotheek is vanwege personele problemen tweemaal gedurende een week gesloten geweest. Personele problemen mogen echter niet voor rekening van de gedetineerden komen. Het beklag is dus gegrond. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming van € 10,=
toekennen.

Klacht onder 8
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Klacht onder 9
Namens klager is op goede grond aangevoerd dat in het klaagschrift wel degelijk zoveel mogelijk is aangetoond op welke gebeurtenis de klacht betrekking had. Aan het klaagschrift is voor alle duidelijkheid de aan klager gerichte brief van de IND
gehecht.
Nu de directeur heeft aangegeven dat er mogelijk iets mis is gegaan, zal de klacht alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.

Klachten onder 10 en 11
Klagers raadsman verwijst naar eerdere uitspraken van de beroepscommissie en geeft daarbij onder meer aan dat er sprake moet zijn van een belangenafweging die ten minste maandelijks dient te geschieden. De beslissing van de directeur om klager een
aantal toezichtmaatregelen op te leggen in verband met klagers plaatsing op de lijst GVM dateert van 24 november 2010. Klager klaagt over een fouillering op 29 november 2010. Uit de beslissing van de directeur van 24 november 2010 blijkt voldoende dat
er sprake is geweest van een belangenafweging. Zo wordt aangegeven dat het profiel en de opgelegde maatregelen periodiek zullen worden getoetst en wordt aangegeven dat bij aanvullende informatie een heroverweging zal worden gemaakt. Het beroep zal in
zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de klachten onder 1, 3 gedeeltelijk, 4, 5, 8, 10 en 11 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de klachten onder 3 gedeeltelijk, 6 en 9 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze beklagen alsnog gegrond.
De beroepscommissie kan zich niet verenigingen met de beslissing van de beklagcommissie om ten aanzien van de klacht onder 2 geen tegemoetkoming toe te kennen en verklaart het beroep dan ook in zoverre gegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de klachten onder 7 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze beklagen en verklaart deze beklagen gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van (een aantal van) de hiervoor genoemde gegrond verklaringen een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 130,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 11 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven