Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1099/GM, 7 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1099/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Heerhugowaard Alkmaar, locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 april 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2011, gehouden in de p.i. Nieuwegein, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 november 2010, betreft het niet serieus nemen van klagers allergieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij heeft astma. In de periode dat hij met bloembollen op de werkzaal moest werken, kreeg hij erge last van benauwdheid. Hij mocht niet meteen naar de medische dienst. Pas vier dagen later kwam hij bij een
verpleegkundige, weer drie dagen later kwam hij bij de arts. De benauwdheidklachten als gevolg van de allergie waren op dat moment verdwenen. Klager heeft medicatie voorgeschreven gekregen. In de bijsluiter staan dermate vervelende bijwerkingen
genoemd,
dat klager de medicatie niet wil. Daarnaast wil hij geen medicatie slikken om bepaalde werkzaamheden uit te kunnen voeren. Toen klager de medicatie uiteindelijk nam, werden zijn klachten erger. Nu de bollen er niet meer zijn, heeft hij geen klachten
meer. Klager kreeg de keuze zich ziek te melden of rapport te krijgen wegens werkweigering. Klager voelt zich niet serieus genomen.

Namens klager is daaraan nog toegevoegd dat bij medische klachten een gedetineerde zo snel mogelijk door een arts moet worden gezien. Nu de arts klager pas na een week zag, heeft deze de allergische reactie niet kunnen waarnemen. Klager heeft dan ook
ten onrechte geen arbeidsongeschiktheidsverklaring voor het werken met bloembollen gekregen. Daarbij was klager bekend met longklachten, reden te meer de klachten serieus te nemen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Er wordt bij allergische klachten medicatie voorgeschreven als symptoombestrijding. Dat is gebruikelijk bij allergieën, onder bepaalde omstandigheden ontkom je er niet aan. Klager kreeg Flixotide. Dat is een erkend middel, wordt veelvuldig gebruikt bij
allergieën. Medicatiegebruik is geen dwang, wel een advies. De beoordeling of iemand kan werken wordt door de medische dienst gedaan, als eindverantwoordelijke.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het wenselijk is dat een gedetineerde met medische klachten zo snel mogelijk door een arts wordt gezien. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat de arts op basis van de aangevoerde symptomen zelf de inschatting
maakt hoe urgent een bepaalde melding is. In het geval van klager heeft de arts kunnen en mogen handelen zoals gedaan is. De klacht van klager is serieus genomen en naar aanleiding van hetgeen klager omtrent zijn klachten heeft verteld, heeft de arts
de betreffende medicatie kunnen voorschrijven.
Ten overvloede wordt overwogen dat, ook al werd klager niet arbeidsongeschikt verklaard voor het werken met bloembollen, ervan uitgaande dat aan personeelsleden duidelijk is geworden dat klager last had van benauwdheidsproblemen bij het werken met
bloembollen, het op de weg van de inrichting had gelegen na te gaan of deelname van klager aan de andere in de inrichting beschikbare werkzaamheden mogelijk was.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.R. van Veldhuizen , leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven